Gebedsweek voor Eenheid was een idee van Paul Couturier
Aanvankelijk wees niets erop dat de Fransman Paul Couturier een van de grootste figuren van de vroege oecumenische beweging zou worden. Hij werd in 1881 geboren in Lyon, liep er school bij de lazaristen en werd er in 1906 tot priester gewijd. Maar zijn belangstelling ging vooral uit naar de fysica en hij was tot 1946 leerkracht wetenschappen in een belangrijke katholieke scholengroep in Lyon, het Institut des Chartreux.
Russische Revolutie
In 1923 werd de jonge priester echter gevraagd zich ook te bezig te houden met de talloze Russen in de omgeving, die sinds 1917 de revolutie in hun vaderland waren ontvlucht. En het was via deze vluchtelingen dat hij kennismaakte met de rijke traditie van Russische orthodoxie. Bovendien had hij tijdens een retraite in de toenmalige benedictijnenpriorij in Amay in de provincie Luik dom Lambert Beauduin ontmoet, de man die later de abdij van Chevetogne stichtte. Couturier werd trouwens oblaat – de derde orde bij de benedictijnen – van de gemeenschap van Amay-Chevetogne.
In de abdij van Chevetogne wordt tot op vandaag zowel de Latijnse als de Byzantijnse liturgie gevierd.
Kardinaal Mercier
In ons land maakte Couturier ook kennis met het ‘geestelijke testament’ van kardinaal Désiré-Joseph Mercier, waarin het onder meer ging over de Mechelse Gesprekken die de Mechelse prelaat tussen 1921 en 1927 had opgezet in de hoop een doorbraak te forceren in de toenadering tussen anglicanen en katholieken. Couturier was daar sterk in geïnteresseerd; in 1937 en 1938 ging hij zelf naar Engeland om er verschillende anglicaanse kerkleiders te ontmoeten. Maar intussen had hij begin januari 1933 in Lyon voor het eerst een gebedstriduüm voor de eenheid onder de christenen opgezet.
Een gelijkaardig anglicaans initiatief bracht hem op het idee om er vanaf 1934 een gebedsoctaaf van te maken, van 18 tot 25 januari.
Oecumene
De oecumene werd een passie van Couturier. Hij knoopte vanaf 1934 vriendschapsbanden aan met de metropoliet die verantwoordelijk was voor de Russisch-orthodoxen in het Westen, Eulogius Georgiyevsky. Vanaf 1935 richtte hij zijn gebedsweek uitdrukkelijk op de eenheid van alle gedoopten: katholieken en orthodoxen, anglicanen en protestanten. Hij organiseerde vanaf 1936 jaarlijkse bijeenkomsten voor een veertigtal katholieke priesters en Franstalige gereformeerde pastores, de zogenaamde Groupe des Dombes.
In 1937 zette Couturier zijn ideeën ook op papier in een artikel: ‘L'universelle Prière des Chrétiens pour l'Unité Chrétienne’.
Netwerk
Couturier werd een katholieke gesprekspartner bij uitstek in de oecumenische beweging die in kringen van de Reformatie op gang aan het komen was. Zo had de Amerikaanse methodist en latere Nobelprijs voor de Vrede-laureaat John R. Mott voor meer interconfessionele samenwerking geijverd binnen de Young Men's Christian Association (YMCA) en de World Student Christian Federation (WSCF). Toen Mott in 1926 de wereldconferentie van de YMCA in Helsinki organiseerde, was een Nederlands-hervormde theoloog zijn secretaris: Willem Visser ’t Hoofd.
Visser ’t Hoofd werd later de eerste algemeen secretaris van de Wereldraad van Kerken.
Taizé
Visser ’t Hooft werd Motts opvolger als algemeen secretaris van de WCSF en vestigde zich daarom in Genève. In 1936 werd hij er predikant van de Église Nationale Protestante. In diezelfde kringen in Genève zocht toen ook een jonge theologiestudent uit Lausanne zijn weg: Roger Schutz-Marsauche. Couturier had Visser ’t Hooft leren kennen in 1939, en in 1940 was hij de eerste katholiek die Roger Schutz in Taizé opzocht. Couturier vierde er toen ook voor het eerst opnieuw de eucharistie in het verlaten romaanse kerkje van dat pittoreske plekje in Bourgondië, in aanwezigheid van ‘frère Roger’.
Couturier lanceerde de idee van een ‘Onzichtbare Kerk’, gevormd door christenen van verschillende denominaties die in gebed voor de eenheid verbonden zijn.
Roncalli
Toch mag de weigerachtigheid, vooral in katholieke kringen, voor zo’n toenaderingspogingen niet onderschat worden. De toestemming die een lokale priester aan de broeders van Taizé gaf om in het katholieke kerkje te bidden, werd vrij snel door de bisschop van Autun weer ingetrokken. Er was uiteindelijk een démarche nodig bij de toenmalige pauselijk nuntius in Parijs, mgr. Angelo Giuseppe Roncalli, om te bevestigen dat de gereformeerde broeders van Taizé in een katholiek kerkgebouw mochten bidden. Pro memorie: Roncalli werd later paus Johannes XXIII en riep het Tweede Vaticaans Concilie bijeen.
Couturier zou dat echter niet meer meemaken; hij stierf in 1953.
Synode
De rol van Couturier in de doorbraak van de oecumenische gedachte net voor het Tweede Vaticaans Concilie kan niet overschat worden. Sinds 1968 bereiden de Wereldraad van Kerken en het Dicasterie voor de Bevordering van Eenheid van de Christenen samen de teksten voor de jaarlijkse gebedsweek voor. Couturier zelf was in 1944 twee maanden gevangengenomen door de Duitsers; hij heeft nooit geweten waarom. Die gevangenschap heeft hem vermoeid en verzwakt, maar niet belet zijn ideeën op papier te zetten. Die tekst – Prière et Unité chrétienne – is nog altijd zeer lezenswaardig.
Dat paus Franciscus een oecumenisch gebed inlast voor de eerste fase van de algemene assemblee van de bisschoppensynode over een synodale Kerk en Taizé vraagt om dat te leiden, is dan ook erg betekenisvol.