Sint-Geertrui leerde ons het Merovingische Latijn kennen
Op 17 maart vieren we niet alleen Sint-Patrick die voor Ierland en de Ieren zo belangrijk is, maar ook de Heilige Geertrui van Nijvel, eertijds een van de rolmodellen in het noorden van Gallië. Gertrudis werd in 626 geboren als dochter van Pepijn van Landen, hofmeier van de Merovingische koningen van Austrasië. De traditie wil dat de familie - de zogenaamde Pippiniden - bijzonder godsvruchtig was, lees: dat steun voor katholieke abdijen een cruciaal element van haar machtspolitiek was.
Sint-Ida
Moeder Iduberga of Ida van Nijvel was wellicht een dochter van een zekere Arnoald, een Gallo-Romeins machtshebber waarvan niet veel zeker geweten is, behalve dat zijn naam op de bisschopslijst van Metz prijkt. Na de dood van haar man Pepijn van Landen of ‘de Oudere’ in 640, volgde een van haar zoons, Grimoald, zijn vader op als hofmeier en trad Ida in als kloosterlinge. Haar oudste dochter, de Heilige Begga, zou na de dood van haar man vele jaren later hetzelfde doen en samen met haar moeder, de eveneens heilig verklaarde Ida, het klooster van Andenne stichten.
Maar Geertrui besliste al op heel jonge leeftijd een maagdelijk kloosterleven te leiden.
Sint-Amandus
De eerste stichting van de weduwe Ida was dan ook de abdij van Nijvel, waar haar jongste dochter Geertrui intrad en waarvan zij al op twintigjarige leeftijd haar moeder als abdis opvolgde. Merk op dat het ook hier ging om een dubbelklooster, waar monniken en monialen in afzonderlijke gebouwen verbleven en waarvan de leiding was toevertrouwd aan een vrouw – zij het dat de abdis werd bijgestaan door de heilige missiebisschop Amandus, die als wijbisschop voor de kloostergemeenschap fungeerde.
De abdij van Nijvel verdween met de Franse Revolutie, maar de Sint-Geertruikerk staat nog altijd fier in het stadscentrum.
Bruno Krusch
Dit alles staat in een korte levensbeschrijving – deze vita prima telt nauwelijks 1.874 woorden – die nauwelijks meer dan tien jaar na de dood van Sint-Geertrui in 659 door een Ierse priester-monnik van Nijvel werd opgetekend. Zoals vele andere heiligenlevens uit die periode, werd de tekst opgenomen in de zevendelige Scriptores rerum Merovingicarum van de Monumenta Germaniae Historicae. Het is de Duitse positivistische historicus Bruno Krusch die in 1889 de teksteditie verzorgde.
Maar de Leuvense latinist Andries Welkenhuysen werd niet voor niets 'Dries Precies' genoemd.
Collatiefouten
In 1964 promoveerde in Leuven een jonge Limburger, Andries Welkenhuysen (Zonhoven 1929 – Kessel-Lo, 2020), op een nieuwe editie van De oudste Vita S Gertrudis. Krusch had bij de collatie – lees: het paleografische lezen van de manuscripten en vergelijken van versies - natuurlijk niet alle handschriften persoonlijk gezien, daarvoor waren de kopieer- of transportmiddelen eind 19de eeuw nog onvoldoende ontwikkeld. En dus had de Duitse historicus her en der details verbeterd in de lezingen van zijn medewerkers.
Krusch dacht immers dat zijn medewerkers onzorgvuldig geweest waren.
Karolingische renaissance
Maar Welkenhuysen leidde uit het grote aantal foutjes in Krusch’ transcriptie van die nauwelijks 1874 woorden af dat de Duitse positivist zich vaak aan ‘hypercorrecties’ bezondigde. Krusch was zo overtuigd van zijn kennis van het middeleeuwse Latijn, dat hij een soort ‘kruschiaans Latijn’ gemaakt had. Maar, aldus Welkenhuysen, er hebben wel degelijk verschillende vormen van Merovingisch Latijn bestaan, die pas eengemaakt werden met de Karolingische renaissance van de 8ste en 9de eeuw.
De hele Merovingische nalatenschap vanuit dat oogpunt herbekijken, is een titanenwerk waaraan nog altijd niemand is begonnen.