De strijd voor rechtvaardigheid van Lieve Dekempeneer
‘Jullie zijn er snel bij. Ik moet hier nog wat thuiskomen’, lacht Lieve Dekempeneer (64), nog geen twee weken voorzitter van Welzijnszorg.
Lieve studeerde musicologie en wijsbegeerte aan de KU Leuven en werkte tot haar pensioen eind 2023 in Brussel bij Hubbie vzw, een voorziening voor mensen met een beperking. Vanaf september neemt ze er een bestuursmandaat op. Ruim twintig jaar lid van de Europese koepel voor organisaties voor mensen met een beperking EASPD. Sinds kort voorzitter CAW Brussel en vzw Accolage (burenhulpnetwerk).
Of ze zich nu inzet voor mensen met een beperking, of vanaf nu voor mensen in armoede, Lieve wordt bezield door eenzelfde drijfveer: de strijd voor rechtvaardigheid.
Van musicologie en wijsbegeerte naar de sociale sector … Het is geen voor de hand liggende stap, toch?
Met mijn opleiding stond dat inderdaad niet in de sterren geschreven. Na mijn studies ging ik twee jaar aan de slag bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, vervolgens was ik enkele jaren huismoeder. Toen wilde ik graag aan de slag in de sociale sector in een kleinschalig initiatief. Zo kwam ik terecht bij De Lork, vandaag vzw Hubbie, een voorziening voor mensen met een beperking in Brussel. Het was een van de schoonste geschenken die ik gekregen heb. Daar is ook het vuur ontstaan voor alle sociale opdrachten en engagementen die ik nadien op mij nam en de komende jaren nog opneem.
Het gevoel voor rechtvaardigheid kreeg ik mee van mijn vader, opgevoed in de geest van Cardijn.
Voor hem moest het voor iedereen juist zijn in de wereld.
Recent aanvaardde je het voorzitterschap van Welzijnszorg, de grootste beweging tegen armoede in Vlaanderen en Brussel. Waarom?
Eind vorig jaar ging ik met pensioen. Ik kreeg dus tijd om me op vrijwillige basis in te zetten. Inhoudelijk ligt het in de lijn waarvoor ik me de komende jaren nog graag wil inzetten, naast een aantal andere vrijwilligersmandaten die ik opneem als voorzitter van CAW Brussel en als voorzitter van buurtwerking Accolage. Ik blijf nog actief in de Europese koepel voor personen met een beperking, waar ik al zo’n twintig jaar meedraai. Het Europese adagium ‘nothing about us without us’ indachtig, zet ik sterk in op de inclusiegedachte, naar de doelgroep, maar ook inzake samenwerking met andere spelers. Daarbij is politiek activisme essentieel: we moeten politici overtuigen dat zij mee aan het roer zitten, dat zij mee de motor van verandering zijn, omdat wat wij graag zouden zien gebeuren, zich moet vertalen in decreten en beleid.
Rode draad in dat alles is steeds het streven naar rechtvaardigheid en gelijkheid.
Iedereen, ook mensen met een beperking, ook mensen in armoede, hebben recht op een kwaliteitsvol en waardig leven.
Welke lijnen wil je uitzetten als voorzitter van Welzijnszorg?
We zullen blijven werken rond de bestaande pijlers van de beweging: inspiratie vanuit de basis, echt luisteren naar en samenwerken met mensen in armoede, organisaties ondersteunen die armoede willen aanpakken, educatie en politieke bewustmaking. De grootste uitdaging ligt erin aansluiting te vinden bij de tijd van nu om een zo groot mogelijke impact te kunnen bereiken met onze werking.
Welzijnszorg is gegrond in een sterke traditie en ontstaan op een moment waarop de tijd trager liep.
Vandaag bevinden we ons in een totaal andere context, zowel lokaal als globaal. Sociale media deden hun intrede, waardoor de informatiestroom naar burgers oneindig wordt. Hoe krijgen wij daarin onze bezorgdheid gedeeld? Daarover moeten we dringend nadenken, want het is de enige manier om verandering te kunnen bewerkstelligen. Zonder de brede samenleving, zonder Jan met de pet, zullen we geen vooruitgang kunnen boeken. Daarom moet onze stem klaar en duidelijk klinken. Tegelijk wordt de armoedeproblematiek steeds nijpender, omdat de ongelijkheid in de wereld enkel toeneemt. En dus moet het thema hoger op de agenda komen, wat maakt dat organisaties als Welzijnszorg alleen maar aan belang winnen.
Waar haal je jouw inspiratie?
Ik kom uit een christelijk nest. Dat heeft mij gevormd. Dat is mijn voedingsbodem. Het is een stuk van mijn identiteit. Daarnaast is er plaats voor vele andere identiteiten.
Diversiteit vind ik boeiend en verrijkend.
Of het nu gaat om mensen met een beperking of om mensen in armoede, om genderissues of om afkomst, kern van de zaak is de diversiteit te omarmen en je inzetten opdat elkeen op een waardige manier kan leven. Ik prijs me gelukkig dat ik in Brussel heb mogen werken. De Vlaamse gemeenschap in Brussel is klein, je komt er elkaar snel tegen. Ook Europa zit daar en loop je makkelijk tegen het lijf. In dat opzicht is Brussel een interessante broedplaats. Daar kiemen al die zaadjes van het in netwerken samen nadenken over vragen als: in welke wereld leven we? Van welke wereld dromen we? Welke oplossingen willen we? Uit mijn engagement in het Vlaams Welzijnsverbond (als lid van de raad van bestuur en van het sectoraal directiecomité, nvdr) draag ik dan weer mee hoe je daarover kunt nadenken, hoe je op politiek kunt wegen.
Armoede blijft stijgen, ondanks alle inspanningen om het tij te keren. Word je daar niet moedeloos van?
Armoede neemt inderdaad enkel maar toe. Daar ligt de grootste uitdaging.
Het huidige financiële en economische model is pervers.
Het kan niet zijn dat één procent van de wereldbevolking meer bezit dan die 99 procent anderen. Dat is niet juist. En, daarvan ben ik rotsvast overtuigd, dat kun je niet aanpakken of oplossen vanuit één organisatie. Daarvoor moet je de krachten bundelen. Samen kunnen we die kentering realiseren. Het heeft geen zin om de verantwoordelijkheid door te schuiven. Want: het zijn wij die de wereld maken. Ik ben optimistisch van nature. Ik geloof echt in het potentieel en het kunnen van mensen, maar we zullen het sámen moeten doen. Onze vele vrijwilligers die vol enthousiasme aan de kar blijven trekken, zijn daar alvast een uitstekend voorbeeld van.
Je hamert er voortdurend op dat we de handen in elkaar moeten slaan. Is dat jouw motto?
Na mijn pensioen paste ik mijn gegevens op LinkedIn aan en plaatste ik meteen een spreuk van Loesje bovenaan als leidmotief: waarom moeilijk doen als het ook samen kan. Over dat ‘samen’ moeten we nadenken: hoe moeten we dat definiëren, hoe groot moet dat samen zijn, hoe moeten we dat een plek geven …
Het heeft geen zin dat iedereen vanuit zijn ivoren toren werkt.
Eigenlijk zetten we ons in vele sectoren in voor een en hetzelfde doel: meer en breder welzijn voor iedereen. Daarom verheug ik me bijvoorbeeld over het Europees Sociaal Platform, waar alle sociale koepels elkaar vinden en dat dankzij een sterke samenwerking inmiddels een gezaghebbende stem heeft. Die sociale tegenpoot van het economische Europa is een van de belangrijkste verwezenlijken van de laatste decennia. Op die sociale dialoog op Europees niveau, waar oorspronkelijk en lange tijd enkel een economische dialoog gevoerd werd, moeten we nog veel sterker inzetten. De tijd waarin we alles in eigen land beslissen, is voorbij. De focus op Europa is belangrijk voor deze thema’s als het over beleidsbeïnvloeding gaat. En Europa luistert daar ook naar. We hebben daarnaast in ons land ook een uitstekende reputatie als het gaat om samenwerking tussen wat men noemt ‘middenveld’ en overheden.
En toch pleit ik ervoor om nog meer de krachten te bundelen.
Dat middenveld kan zeker groeien. Dat is meteen een oproep tot burgerzin. Elke koepel vanuit elke sector is bezig met welzijn. Kunnen we voor die thema’s die onze specifieke sector overstijgen, geen brede sociale platformen of denktanken oprichten, waar koepels en organisaties elkaar vinden, kunnen nadenken, om op het beleid te wegen, over partijen heen. Want daar staan we nog nergens, terwijl we daar echt vooruitgang kunnen boeken. Zoals ik al zei: we leven in bijzondere tijden en zullen toch andere antwoorden moeten vinden om het tij te doen keren. Laten we samen nadenken.