Onopvallend maar erg aanwezig: zusters in de oorlog
In het archief van het Convent van Bethlehem in Duffel stak een typische foto: tijdens een ontmoeting van de Britse legerkapitein Arthur James Bado en hun eigen directeur, priester Jan Puttemans, in de lente van 1945 poseerden de zusters nederig op de achtergrond. De foto is niet alleen tekenend voor de plaats van tientallen vrouwelijke religieuzen binnen de toenmalige kerk, de compositie lijkt ook te staan voor de veeleer anonieme rol van kloosterzusters tijdens de woelige en donkere periode van de Tweede Wereldoorlog, schrijven de auteurs van Zusters in oorlog in de proloog van hun baanbrekende en erg vlot geschreven boek, en fijne gelijknamige tentoonstelling in Leuven.
Velerlei aanwezigheid
Maar net als vele andere zustergemeenschappen in het land, speelde het Convent van Bethlehem in de jaren voor die foto genomen werd, verschillende rollen van betekenis: de zusters boden in hun kloosters vluchtelingen onderdak, bleven zorgen voor de patiënten onder hun hoede, smokkelden etenswaren en organiseerden voedselbedelingen. En toen de Britten in 1944 hun 109th General Hospital voor gewonde soldaten in het klooster en bijhorend psychiatrisch instituut in Duffel vestigden, was het de al de tweede keer dat instellingen van het convent werden ingenomen; vier jaar tevoren had de Duitse bezetter dat met hun Bethaniëhuis in Sint-Antonius-Brecht ook al gedaan.
De wijze waarop vrouwelijke religieuzen de oorlog hebben beleefd, bleek nog niet verteld. Roeland Hermans
Onopvallend
Het is nu de gunstige tijd, lieve Zusters, om van alles - van hetgeen we hebben en van hetgeen we ontberen – gebruik te maken, om blijde en dankende Godskinderen te zijn. Een echte religieuze moet kunnen zeggen: ’t Is erg, maar ’t is niets, schreef algemeen overste Marguerite Beckers van de Dochters van Maria van Willebroek bij het begin van de oorlog aan haar medezusters. Dit alles was wellicht onopvallend gebleven, indien Roeland Hermans en Kristien Suenens van Kadoc (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving van de KU Leuven), An Vandenberghe van Erfgoedhuis|Zusters van Liefde en Ria Christens van Cultureel erfgoed annuntiaten Heverlee niet in de archieven van vrouwencongregaties waren gedoken.
Die archieven vormen een enorm rijke historische bron, die nog altijd niet ten volle wordt benut. Roeland Hermans
Bottom-upverhaal
De archieven van vrouwenordes en -congregaties, waarvan er tientallen in Kadoc een bewaarplaats vonden, laten toe niet alleen het leven van de religieuzen zelf te reconstrueren, maar ook aspecten te belichten van bijvoorbeeld de geschiedenis van de zorg of het onderwijs, vertelt Roeland Hermans. De oorlog werd bovendien lange tijd beschreven vanuit het exclusieve perspectief van mannen - militairen en politici. Dit boek en de tentoonstelling brengen het bottom-upverhaal van vrouwelijke religieuzen die afgezonderd en tegelijkertijd onderdeel waren van de wereld. Ik heb me geschaamd in het besef kloosterzusters schromelijk te hebben onderschat, bekent feministe Kristien Hemmerechts op de achterflap van het boek.
Ik heb mijn beeld moeten bijstellen en vooroordelen overboord gooien. Kristien Hemmerechts
Clôture voile
De auteurs beschrijven hoe de Duitse inval in mei 1940 ook het onzichtbare bestaan van zusters verscholen achter hoge kloostermuren grondig overhoopgooide. De clarissen van Hasselt bijvoorbeeld hadden voor het merendeel al jaren geen voet buiten de kloostermuren gezet. Toen ook zij op de vlucht sloegen, probeerden ze ondanks alles zoveel mogelijk vast te houden aan hun religieuze routine. De overste besloot dat de ‘echte’ slotzusters, die in afzondering leefden en dagelijks het koorgebed zongen, over het habijt nog de grijze koormantel en de zware, zwarte clôture voile moesten dragen. In Frankrijk heerste bovendien een irrationele angst voor vermomde Duitsers.
Op de tentoonstelling vertelt een ‘Sœur de Notre-Dame de Namur’ hoe onderzocht werd dat zij wel degelijk een vrouw was.
Gesluierd verzet
De collaboratie was geen vrouwenzaak. Van de Belgen die na de oorlog officieel van collaboratie werden beschuldigd, was slechts elf procent vrouw. In kerkelijke kringen was de collaboratie zeker niet afwezig – denk aan de West-Vlaamse priester-schrijver Cyriel Verschaeve – maar het aandeel van vrouwelijke religieuzen in de collaboratie lijkt nog beperkter te zijn geweest dan de twee tot drie procent uitdrukkelijk collaborerende mannelijke clerici. Het gesluierde of stille verzet tegen de bezetter lijkt de bovenhand gehad te hebben. Naar schatting zo’n vijftig vrouwelijke religieuzen werden door de Duitse autoriteiten gezocht, gearresteerd of gedeporteerd wegens actieve of passieve steun aan het verzet.
Dertien zusters werden door de bezetter gevangengezet, tien naar Duitsland gedeporteerd.
Joodse onderduikers
Schooldirectrice Beata van het Heilig Graf redde tijdens de oorlog enkele joodse kinderen van de deportatie.De verzetsdaden van de zusters waren gevarieerd en niet zonder risico, alleen in gewelddadige sabotage lijken zij geen aandeel gehad te hebben. Zuster Marie-José van de zusters van Sint-Vincentius van Gijsegem bijvoorbeeld werd na de oorlog gedecoreerd omdat zij als lid van het Geheime Leger betrokken was bij talrijke reddingsoperaties van geallieerde piloten en joodse medeburgers. En de kanunnikessen van het Heilig Graf in Turnhout, die tijdens het Interbellum nauwe contacten onderhielden met vooraanstaande Vlaamsgezinde priesters, raakten eind jaren 1930 al betrokken bij een netwerk dat hulp verleende aan Oostenrijkse joodse intellectuelen.
V-bommen
En toen de oorlog op zijn einde liep, waren de turbulente tijden voor de vrouwelijke religieuzen in ons land nog niet achter de rug. Zo kostte een V-bom in november 1944 het leven aan dertig zusters bij de annonciaden van Berchem. Heel wat kloosters werden ook geteisterd door verkeerd gerichte luchtaanvallen van de geallieerden. Bovendien brak ook een volkswoede uit tegen wie met de Duitsers had gesympathiseerd of samengewerkt. Het is wellicht niet toevallig dat dezelfde zuster Beata die in Turnhout joodse kinderen in haar school had verstopt, ook in de bres sprong voor de kinderen van collaborateurs. De zusters van Liefde in de Sint-Gummarusparochie van Mechelen verwoordden hun gevoelens in 1945 zo:
‘Is ’t nu werkelijk vrede? Echte vrede? Neen. Die komt dan maar als Kristus de wereld beheerscht.’
Het leven gaat voort …
Deze tentoonstelling en het gelijknamige boek bevatten tal van verrassingen en zijn dan ook absoluut aan te bevelen. Uit de reacties die we ontvangen, blijkt trouwens dat er zowel bezoekers zijn die ‘de tijd van de zusters’ nog gekend hebben, als mensen die geprikkeld zijn door deze onverwachte invalshoek, besluit Roeland Hermans, die als verantwoordelijke voor de tentoonstelling en de eindredactie van het boek prachtig werk leverde. Sommige zusters lieten ons ook weten het boek aan het lezen zijn. Na de oorlog was er in hun kloosters geen tijd om lang stil te staan bij hun oorlogservaringen. Het leven ging voort en er was het vele werk in de scholen, de ziekenhuizen …
CNu religieuzen almaar minder zichtbaar zijn in de samenleving, appreciëren zij het dat we hun verhaal vertellen. Roeland Hermans
- Roeland Hermans, Kristien Suenens, Ria Christens en An Vandenberghe. Zusters in oorlog. Leven en lijden in het klooster tijdens de bezetting, Kalmthout, Pelckmans, 2021, 176 bladzijden, 22,50 euro.
- Zusters in oorlog. Vrouwelijke religieuzen en de Tweede Wereldoorlog, tot 27 juni in Kadoc (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving van de KU Leuven) in de Vlamingenstraat in Leuven, maandag tot vrijdag van 9 tot 17 uur en zondag van 13 tot 17 uur (gesloten op zaterdag, op 4 en 5 april en op 13, 14, 23 en 24 mei; reservatie is niet verplicht, maar vanzelfsprekend gelden alle coronamaatregelen, zoals mondmasker, handhygiëne en afstand houden; naar aanleiding van Erfgoeddag is de tentoonstelling zaterdag 24 en zondag 25 april te bezoeken van 10 tot 18 uur. Voor deze dagen dient wel online gereserveerd te worden.