Judith Vanistendael: ‘Train je kinderen in zusterlijkheid’
Judith Vanistendael won in 2022 de Bronzen Adhemar voor haar werk als stripauteur. De jury loofde onder meer de maatschappelijke relevantie ervan. In 2021 kreeg ze ook al de Willy Vandersteenprijs voor De Walvisbibliotheek. Tot in Amerika won ze prijzen. Judith tekent voor klein en groot, wereldwijd.
#1 Wat is jouw naam?
Judith Vanistendael • Mijn naam is Judith Irene Vanistendael. Als je die naam uit elkaar trekt krijg je drie verschillende identiteiten. Als een Vanistendael ga ik met een bekende naam door het leven in België. Mijn grootvader (August), vader (Geert) en oom (Frans) zijn allemaal mensen met een grote naam. Mij heeft dat al veel gebracht, mijn familienaam opent deuren waar ik niet op moet beuken.
Als Irene, van het Griekse Eirini, sta ik voor vrede. Als Judith sta ik voor vrouwelijk geweld, als verleidster en afhakster van mannenhoofden.
Je krijgt een naam mee van je ouders, zij leggen daar bepaalde betekenissen in, en het is aan jezelf om de betekenissen van die naam te herdenken en vorm te geven. Sommige mensen veranderen hun naam omdat ze zich niet één voelen met de naam.
Ik heb zelf mijn naam altijd mooi gevonden, behalve als een Spanjaard Goediet zegt. Maar ik kan me wel vinden in de moordende-vredelievende combinatie van Judith Irene, het draagt een brede waaier aan mogelijkheden in zich.
#2 Om welke dingen maak je je boos?
Vroeger werd ik heel veel kwaad, maar ik heb ondervonden dat boosheid enkel en alleen in jezelf ligt. Het heeft eigenlijk weinig te maken met de wereld buiten je. Daarom heb ik besloten om niet meer zo snel boos te worden. Het is een redelijk bevrijdende houding. Dingen glijden van je af.
Kwaadheid, woede, boosheid kan echter ook een drijfveer zijn, een energie die je aanzet om dingen te veranderen.
Dus word ik nog wel boos, maar dan om echt grote dingen, onrecht in de wereld, de klimaatverandering en de inertie van onze samenleving om er iets aan te doen. Ik word dus wel eens boos op uitspraken van minister Zuhal Demir.
#3 Waar zou je je leven voor geven?
Dit is natuurlijk een gemene denkoefening, want niemand wil graag sterven en je weet pas of je je leven wilt geven op het moment dat je het doet. Omdat we nu toch in een context van religie en het goddelijke aan het praten zijn, kan ik wel zeggen dat ik niet begrijp dat iemand zijn/haar leven geeft voor God.
Ik ben soms erg bang dat ik zo geïndoctrineerd kan worden dat ik mijn leven zou geven voor een grotere zaak.
Zoals zoveel jonge mensen hun leven gaven voor waanbeelden die uitgevochten werden in oorlogen. Het vereren van mensen die in oorlogen stierven als helden, lijkt de werkelijkheid – dat hun leven veel te kort was en hun dood afgrijselijk en zinloos was – geweld aan doen.
Ik begrijp wel dat je je leven geeft voor je kinderen, voor je geliefde … voor de mensen die je liefhebt. Zou ik zelf zo moedig zijn om mijn leven te geven als mijn dochter daardoor kan leven? Ik hoop van wel, maar ik weet het niet.
#4 Waar is je geloof?
Al heel mijn leven word ik omringd door mensen die gelovig zijn. Mijn grootvader werkte voor de Internationale Christelijke Vakbond.
Mijn vader viel van zijn geloof af, maar stuurde ons naar een protestantse lagere school. Daar zong ik psalmen en las ik de Bijbel.
Op het middelbaar volgde ik joodse godsdienst, zedenleer, protestantse en katholieke godsdienst. Mijn eerste man was een moslim. En ik woon in Molenbeek. Maar zelf ben ik volstrekt niet gelovig.
Ik ben nooit gelovig geweest, ook als kind niet. Dat vind ik ook niet angstaanjagend, het voelt eerder vanzelfsprekend.
Ik vind het mysterie in andere zaken, in de quantummechanica, in de gedachte dat wij energie zijn, niets anders.
Dat het universum zo groot en allesomvattend bizar is dat ons brein te klein is om het te vatten. Ik vind het ook goed om bepaalde dingen niet te kunnen vatten. Lineaire tijd bestaat niet op quantumniveau, tijd ontstaat door de waarneming vanuit ons bewustzijn. Dat vind ik mysterieus en dat mysterie geeft me rust.
#5 Wie beschouw je als je broeders en zusters?
Dat hangt ervan af hoe hard je er aan werkt. Uiteindelijk is iedereen afkomstig van één mitochondriale Eva, dat wil zeggen dat we allemaal sterk verwant zijn. We stammen af van slechts een kleine groep mensen. Maar liefde voelen voor mensen die anders zijn, mensen die je niet kent, is een oefening voor iedereen.
Ik woon in Molenbeek, een wijk met verschillende culturen en verschillende sociale klassen, met dus verschillende manieren van de wijk te bewonen.
Dat wringt en botst. Dan moet je echt je best doen om je buren als broeders en zusters te beschouwen. Dan is het meer een keuze. Dus om te antwoorden op deze vraag: Ik beschouw graag zoveel en zo breed mogelijk de mensen als mijn broeders en zusters. Het is een oefening die in onze gepolariseerde samenleving vaak op de achtergrond verdwijnt.
Ik vind dat we onze kinderen dat op school moeten aanleren, dat we hen moeten trainen op zusterliefde.
Richard Senett beschouwd samenwerking gebaseerd op wederzijds respect – op die liefde dus – als een aangeleerde vaardigheid. Ik ben het met hem eens.
#6 Waarover praat je veel?
Om die vraag te beantwoorden, stelde ik ze aan een vriendin. Zij zei: onrecht en fietsen. Wat een combinatie! Onrecht als fietser? Fietsen om onrecht aan te kaarten? Een politiek abstract onderwerp en een heel concreet fysiek onderwerp.
Als fervente fietser die zelden of nooit de auto neemt en er ook geen bezit, verzet ik mij dagelijks tegen het onrecht dat in de publieke ruimte bestaat. Daar is de auto immers telkens aan de macht door het gewicht en het gevaar van de machine.
Op het ogenblik dat ik dit schrijf ben ik in Noorwegen om onderzoek te doen naar het Noorse vluchtelingenbeleid.
Ik bezoek het oudste asielcentrum van het land, in Melbu, een dorpje boven de poolcirkel. De vluchtelingen worden in Noorwegen op onbereikbare plekken gehuisvest. Ze hebben geen auto en moeten dus terugvallen op openbaar vervoer, een fiets of de benenwagen.
Openbaar vervoer is op het Noorse platteland erg schaars, de bushokjes zijn miniem (en dat in een arctisch klimaat), wandelen is levensgevaarlijk want er zijn geen voetpaden, evenmin als fietspaden. Noorwegen is het paradijs voor wandelaars, zolang je met de auto tot de route rijdt. De vluchtelingen zitten vast. Zo kom ik tot een onrecht dat geasfalteerd is in de aanleg van de openbare ruimte. Fietsen en onrecht smelten onverwacht samen.
#7 Wat maakt je bang?
Dat ik alles wat ik in me had al verteld zou hebben. Dat ik slechte boeken zou maken. Dat de klimaatverandering het leven van mijn kinderen en de komende generaties onmogelijk zou maken.
Maar toch vooral: de dood. Alle variaties op de dood. Die van mijn kinderen, die van mijn man, de dood van mijn papa maakt me ook heel erg bang. De dood van goede vriendinnen. En natuurlijk de mijne.
Ik ben 48 en strompel al een paar jaar door een besef van sterfelijkheid, zowel de mijne als die van anderen. Dat zette me aan om bepaalde zaken te leren, zoals autorijden, crawl en breien. Het zette me aan om diep te graven, om anders met mensen om te gaan, hopelijk iets zachter. Het zette me ook aan om een pijn diep in mij in de ogen te kijken en EMDR-therapie te volgen. Dat is een therapie waarbij je je ogen heen en weer beweegt en die posttraumatische stress geneest.
Al sinds mijn vierde droomde ik de gruwelijkste nachtmerries vol doodsangst.
Die nachtmerries zijn nu weg, de therapie heeft goed gewerkt. Dus ‘s nachts ben ik niet meer bang voor de dood. Dat is alvast een begin.