Anne Frank in laatste notitie: ‘M’n ziel is in tweeën gespleten’
Vooraf:
- Veel mensen denken bij de geschriften van Anne Frank dat er één dagboek was. Dat is niet zo: toen het eerste dagboek vol was, schreef er verder in schriftjes.
- Anne krijgt op 12 juni 1942 een dagboek voor haar dertiende verjaardag. Nog dezelfde dag schrijft ze er voor het eerst iets in, nl. dat ze hoopt dat ze alles aan het dagboek kan toevertrouwen.
- Na drie maanden richt ze zich in haar dagboek tot de fictieve vriendin ‘Kitty’. De naam Kitty komt uit een serie boeken die ze graag leest.
- De laatste keer dat ze in het dagboek zelf schrijft, is op 5 december 1942. Ze zit dan vijf maanden ondergedoken. Ze schrijft verder in schriften. De schriften van 1943 zijn verloren gaan, die uit 1944 zijn wel bewaard. Uit het tweede schrift van 1944 komt onderstaand, laatste fragment.
- Voorts schrijft Anne korte verhaaltjes, een aanzet tot een roman, en het boek Het Achterhuis, op basis van teksten uit haar dagboek.
(Lees verder onder de foto)
Het laatste fragment van 1 augustus 1944:
Dinsdag 1 Aug. 1944.
Lieve Kitty,
“Een bundeltje tegenspraak” is de laatste zin van m’n vorige brief en de eerste van m’n huidige. “Een bundeltje tegenspraak”, kun jij me precies uitleggen wat dat is? Wat betekent tegenspraak? Zoals zovele woorden heeft het twee betekenissen, tegenspraak van buiten en tegenspraak van binnen. Het eerste is het gewone niet neerleggen bij andermans meningen, het zelf beter weten, het laatste woord hebben, enfin alles onaangename eigenschappen waarvoor ik bekend sta; het tweede, daar sta ik niet voor bekend, dat is m’n eigen geheim.
Ik heb je al eens meer verteld (gezegd), dat m’n ziel als het ware in tweeën gesplitst is.
De ene kant herbergt m’n uitgelaten vrolijkheid, spotternijen om alles, levenslustigheid en vooral het opvatten van de lichte kant van alles. Daaronder versta ik niets vinden bij flirterijen, een zoen, een omhelzing, een onnette mop. Deze kant zit meestal op de loer en verdringt de andere die veel mooier, reiner en dieper is. Niet waar, de mooie zijde van Anne, die kent niemand en daarom kunnen mij ook zo weinig mensen lijden. Zeker, ik ben een amusante clown voor één middag, dan heeft iedereen voor een maand weer genoeg aan me. Eigenlijk precies hetzelfde wat een liefdesfilm voor diepdenkende mensen is, eenvoudig een afleiding, vermaak voor één keer, iets om gauw te vergeten, niet slecht maar nog minder goed. Het is heel naar voor me je dit te moeten vertellen, maar waarom zou ik het niet doen, als ik toch weet dat het de waarheid is? M’n lichtere, oppervlakkige kant zal de diepere altijd te vlug af zijn en daarom steeds overwinnen. Je kunt je niet voorstellen hoe vaak ik niet al geprobeerd heb, deze Anne, die maar de helft van alles wat Anne heet is weg te duwen, lam te slaan, te verbergen, het gaat niet en ik weet ook hoezo het niet kan.
Ik ben erg bang dat allen die mij kennen zoals ik altijd ben, zullen ontdekken dat ik een andere kant heb, een mooiere en betere kant.
Ik ben bang dat ze met me zullen spotten, me belachelijk, sentimenteel vinden, me niet voor ernst nemen. Ik ben gewend niet ernstig opgenomen te worden, maar alleen de lichte Anne is het gewend en kan het verdragen, de zwaardere is daarvoor te zwak. Als ik werkelijk eens een kwartier de goede Anne met geweld voor ’t voetlicht geplaatst heb, dan trekt ze zich als een kruidje-roer-me-niet samen zodra ze moet spreken, laat Anne no:1 aan het woord en is voor dat ik het weet verdwenen.
In gezelschap is de lieve Anne dus nog nooit, nog niet een keer te voorschijn gekomen, maar in het alleen-zijn voert zij haast altijd de boventoon. Ik weet precies hoe ik zou willen zijn, hoe ik ook ben... van binnen, maar helaas ik ben het enkel voor mezelf. En dat is misschien, nee heel zeker de reden waarom ik mezelf een gelukkige binnennatuur noem en andere mensen me een gelukkige buitennatuur vinden. Van binnen wijst de reine Anne me de weg, van buiten ben ik niets dan een van uitgelatenheid, zich losrukkend geitje.
Zoals ik al zei, ik voel alles anders aan dan ik het uitspreek en daardoor heb ik de naam van jongensnaloopster, flirtster, wijsneus en romannetjesleester gekregen.
De vrolijke Anne lacht erom, geeft een brutaal wederantwoord, trekt haar schouders onverschillig op, doet of het haar niets kan schelen, maar o wee, precies het omgekeerde reageert de stille Anne. Als ik helemaal eerlijk ben, dan wil ik je wel bekennen dat het me wel deert, dat ik onnoemelijk veel moeite doe anders te worden, maar dat ik telkens weer tegen sterkere legers vecht.
Het snikt in me: “Zie je wel, dat is er van je terechtgekomen, slechte meningen, spottende en verstoorde gezichten, mensen die je antipathiek vinden, die ontmoet, en dat alles alleen omdat je niet naar de goede raad van je eigen goede helft luistert.” Ach, ik zou wel willen luisteren, maar het gaat niet, als ik stil en ernstig ben denken allen dat het een nieuwe comedie is en dan moet ik me wel met een grapje eruit redden, nog niet eens van m’n eigen familie gesproken, die beslist denkt dat ik ziek ben, me hoofdpijnpillen en kalmeertabletten laat slikken, me in hals en voorhoofd voelt of ik koorts heb, naar m’n ontlasting vraagt en m’n slechte bui becritiseert; dat houd ik niet vol, als er zo op me gelet wordt dan word ik eerst snibbig, dan verdrietig en tenslotte draai ik m’n hart weer om, draai het slechte naar buiten, het goede naar binnen en zoek aldoor naar een middel om te worden zoals ik zo erg graag zou willen zijn en zo als ik zou kunnen zijn, als..... er geen andere mensen in de wereld zouden wonen.
je Anne M. Frank.
• Overgenomen van de website van de Anne Frank Stichting