Kardinaal De Kesel in homilie: ‘Een vuur in uw hart dat brandt’
Zusters en broeders.
U weet dat Jezus aan het begin van zijn optreden relatief veel succes heeft gekend. Hoe dikwijls wordt in de Evangeliën niet vermeld dat grote menigten hem volgden. Maar het heeft niet mogen duren. Hoe meer Hij werd begrepen, hoe meer vragen er werden gesteld. Velen begonnen af te haken. Zelfs onder zijn leerlingen. Ook de religieuze leiders namen het niet meer. Zoals het ook Jeremia overkwam. We hoorden het in de eerste lezing. Jezus zelf maakt zich geen illusies: veroordeling en terechtstelling zijn verre van denkbeeldig.
Toch neemt Hij het besluit om naar Jeruzalem te gaan. Hij is zich bewust van het enorme risico. Daar wacht Hem de dood. Het is het moment om er met zijn leerlingen over te spreken. Maar Petrus neemt het niet. Alles moet worden gedaan om dat te vermijden. Jezus reageert heel heftig.
Hij noemt Petrus een aanstoot, een steen waarover men valt.
Hij die nog maar pas de steen wordt genoemd, de rots waarop de Kerk zal gebouwd worden, wordt nu een struikelblok genoemd. Meer nog: een satan, een verleider die Jezus wil afhouden van zijn zending. Er is maar één weg voor Petrus: Jezus volgen tot in Jeruzalem. Alleen zo kan hij de steen zijn waarop gebouwd kan worden. Want wie nu zijn leven wil redden, zal het verliezen.
‘Ik ken die man niet’
Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Onthutsende woorden. En toch! Stel dat Jezus op de raad van Petrus was ingegaan. Stel dat Hij had geprobeerd zijn leven te redden. Dan zou inderdaad alles verloren zijn geweest. We zouden van Jezus nooit meer gehoord hebben. We zouden hier trouwens niet zitten. Maar Hij heeft zich niet proberen te redden. Hij heeft zichzelf gegeven ten einde toe.
Bij de arrestatie van Jezus heeft Petrus wel geprobeerd zich te redden. Toen men hem zei dat hij toch ook een leerling van Jezus was, heeft hij geantwoord: “Ik ken die man niet”. Het passieverhaal vermeldt dat Petrus dan bitter heeft geweend. Hij had geprobeerd zich te redden, maar was nu alles verloren. Toen de Verrezene hem erna ontmoette, vroeg Hij hem: “Simon, zoon van Johannes, bemin je Mij?” Geen enkel verwijt, Hij komt zelfs niet terug op wat is gebeurd. Alleen die ene vraag: Bemin je Mij? Pas nu wist Petrus wie Jezus was en wat Hij met zijn Evangelie bedoelde.
Nu pas, toen hij besefte dat hij een arme zondaar was, niet beter dan de anderen, kon hij ook herder worden van de Kerk.
Zusters en broeders, dierbare confrater Luc, in haar liturgie voor deze zondag, de dag van uw bisschopswijding, brengt de Kerk ons dit woord van de Heer in herinnering: dat wie zichzelf probeert te redden, alles verliest. Dat woord van de Heer is zo belangrijk voor de Kerk vandaag. Paus Franciscus zegt het meer dan eens: we beleven niet alleen een tijd van veranderingen maar een veranderde tijd. Het is voor de Kerk een grote uitdaging. Zij zoekt haar juiste plaats in het hart van de samenleving. Niet heersend, maar dienend. Met eerbied voor elke mens. Ze wil alleen, hoe weerloos ook, een teken zijn van Gods liefde voor alle mensen. Zij heeft niets te winnen met zichzelf te redden.
Zich helemaal geven
Dat geldt ook voor ons en voor u die straks door handoplegging en aanroeping van de Heilige Geest tot herder en bisschop wordt gewijd. Men wordt geen bisschop om zichzelf te redden, maar om zich te geven. Zoals we het hoorden bij Paulus: “Wijdt uzelf aan God toe als een levende offergave: dat is de eredienst die u past”. Geen promotiedrang of carrièrisme heeft u tot hier gebracht. Wat Jeremia ooit overkwam, is ook u overkomen. Zijn gebed is ook het uwe: “Heer God, Gij hebt mij verleid, ik ben bezweken; Gij waart mij te sterk, ik kan tegen U niet op.” Er is een vuur in uw hart dat brandt en niet de doven is, zoals het ook brandde in het hart van de leerlingen op weg naar Emmaüs. Zoals het ook de heilige Charles de Foucauld overkwam. Hij had een hele weg afgelegd maar, schreef hij, “van zodra ik geloofde dat er een God bestond, begreep ik dat ik niet anders kon leven dan voor Hem.”
Zich helemaal geven aan God. En tegelijk helemaal ook aan de mensen, uw broeders, en aan de kerkgemeenschap waarvan gij nu de herder wordt.
Het ambt in de Kerk is er nooit voor eigen eer en glorie.
Ook als herder blijft de bisschop een leerling van Jezus samen met de anderen. Dat is het wat paus Franciscus met de komende synode bedoelt: als er hervormingen nodig zijn, dan vooral opdat we een meer broederlijke en solidaire Kerk zouden worden. Hoe zouden we het Evangelie kunnen verkondigen en hoe zouden we als Kerk kunnen ijveren voor een meer rechtvaardige en broederlijke samenleving, als in eigen midden klerikale machtsverhoudingen heersen? “Dat mag bij u niet het geval zijn, heeft Jezus gezegd, en noem niemand op aarde meester want gij hebt maar één Meester en gij zijt allen broeders.” Fratelli tutti: het is uw bisschopsleuze geworden. En we weten hoe dierbaar u die fraterniteit is en hoe belangrijk ze voor u is.
Grote uitdagingen
Dierbare confrater Luc, het is met grote vreugde en dankbaarheid dat wij u vandaag de handen mogen opleggen. Ook met groot vertrouwen. Ik weet het: de uitdagingen zijn groot. Maar u staat er niet alleen voor. Zovelen omringen u om samen met u op weg te gaan. Fraterniteit en synodaliteit zijn geen ijdele woorden. Ze wijzen de weg die voor u ligt. Help elkaar om, zoals we het Paulus hoorden zeggen, samen te onderscheiden wat God van u en van zijn Kerk wil, “wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt.”
“Simon, bemin je Mij?”. Het was het enige wat Jezus Petrus vroeg. U weet hoezeer frère Charles Jezus heeft liefgehad. Ooit schreef hij: “Ik heb mijn hart verloren aan Jezus van Nazareth die negentienhonderd jaar geleden gekruisigd is. En zolang ik leef wil ik niets anders dan proberen Hem na te volgen, voor zover mijn zwakheid het toelaat.” Doe evenzo, want Hij is voor u en voor ons allen de goede Herder die niet gekomen is om zichzelf te redden maar zijn leven voor ons heeft gegeven. “Geen groter liefde dan deze dat hij die zijn leven geeft voor zijn vrienden.”
+Jozef kardinaal De Kesel