Religieuze leven
”Het moet in 1981 geweest zijn. Ik was dertien jaar. Onze godsdienstleraar in het eerste middelbaar nam ons mee voor een bezoek aan de karmelietessen van Oudenaarde. Hun klooster was voor ons een vreemde plek, een andere wereld zelfs. Achter een raampje, met tralies, verscheen een zuster. Met haar voerden we een gesprek. We vonden de ontmoeting fascinerend, maar bleven finaal vol onbegrip over haar keuze om zich in een slotklooster terug te trekken. Voor prille pubers was dat een ondraaglijke gedachte.
We spoelen de tijd even door, tot de kerstvakantie van 1986. Ik studeerde aan de universiteit. Met de Universitaire Parochie trok ik vijf dagen naar de abdij van Orval. De monniken waren een stuk toegankelijker. We dompelden ons onder in hun ritmische leven. Bidden, helpen, handenarbeid verrichten. Het beeld van houthakken in een besneeuwd woud zit diep in mijn geheugen geprent. De smaak van amberkleurige trappist met brood en kaas ook. De rust en de sereniteit maakten een diepe indruk.
Van een jonge Vlaamse pater wilden we weten: wat bezielt een mens om zich in een abdij te vestigen? Waarom niet met twee voeten in de wereld staan, mensen helpen, noden lenigen? Typische vragen voor onstuimige jongeren, doeners in het diepst van hun gedachten. De jonge pater legde ons uit dat hij als priester toevallig in Orval verzeilde. Daar ontdekte hij zijn ware roeping. Hij is er niet meer weggegaan.
Begrepen wij hem? Niet echt. Hoewel, die vijf dagen in de abdij zijn me altijd bijgebleven. Wat een wonderbaarlijke plek van stilte en gebed was dat. Hoe sober was het leven daar. Nergens anders kreeg een banaal woord als ‘rustig’ zo veel diepte. We begrepen die pater eigenlijk beter dan we op dat moment konden vatten.
We spoelen opnieuw door, naar 2018. De jonge pater van weleer is intussen abt, maar het religieuze landschap is aanzienlijk veranderd. [node:field_streamers:0] Het aantal paters, broeders en zusters is schrikbarend afgenomen, zo leert ons Dossier deze week. Heel wat kloosters kennen al tientallen jaren geen roepingen meer. De laatste bewoners zijn vaak oud en voelen hun einde naderen. Neemt Vlaanderen binnenkort definitief afscheid van het religieuze leven?
Eerst dit. Velen ervaren vandaag hun leven als jachtig en gestresseerd. Ze vragen zich af wat de diepere zin van het leven is. Het aantal depressies piekt, de geluksbarometer gaat bij velen in het rood. Nooit eerder verlangden zo veel mensen naar rust, naar houvast, naar diepgang. Laat die mensen enkele dagen meedraaien in een abdij en ze komen helemaal tot rust. Geen enkele plaats beantwoordt zo sterk aan hedendaagse behoeften als kloosters en abdijen. En toch voelt (bijna) niemand zich geroepen om de traditie voort te zetten. We willen dat kloosters blijven bestaan, als we daar zelf maar niet voor moeten instaan. Occasioneel proeven van het monastieke leven is iets anders dan intreden voor het leven.
Veel religieuze gemeenschappen staan op het punt te verdwijnen. Die harde realiteit is onafwendbaar. Moeten we somber zijn? Niet noodzakelijk. Sommige ordes zullen overleven, omdat ze hun blikveld internationaal verruimen. Hun nieuwe instroom komt uit verre landen. Hier en daar weet een orde nog jonge landgenoten aan te trekken, maar dat zijn de uitzonderingen. Talrijker zijn de congregaties die hun levenswerk toevertrouwden aan leken, denk aan scholen of ziekenhuizen. Paters of zusters zie je er niet meer, maar hun engagement blijft. Ze konden „hun charisma, de ziel van hun werk, doorgeven aan anderen”, zegt vicaris Steven Wielandts daarover.
We mogen gerust nostalgisch zijn, maar nooit wanhopig. Gods plantgoed vindt altijd wel ergens een nieuwe bodem. Niemand belet ons om zelf een stukje van die bodem te zijn.”