‘Taal is een instrument. Je moet het leren bespelen’
Verbinden is een drijfveer in haar leven, taal een passie. Van Indonesië tot Zuid-Afrika, van Amerika tot Rusland, lanceerde Kris Van de Poel uit Antwerpen projecten om het Nederlands te versterken. „Uitgangspunt was steeds mensen door taal met elkaar verbinden en zo ertoe bijdragen dat ze hun identiteit niet verliezen.”
Kris Van de Poel (59) verging van heimwee toen ze na haar studies, nog in pre-internettijden, naar Denemarken trok als lector Nederlands. „Daar besefte ik dat ik mensen om me heen nodig heb en dat samenleven geven en nemen is. Net dat is communicatie, het gemeenschappelijk maken van gedachten. Zulk uitwisselen van ideeën is geven en nemen.”
– Zeventien jaar leidde u het universitair Talencentrum in Antwerpen, waar u onder meer werkte op professionele identiteit. Waarom?
In Denemarken had ik ondervonden wat het betekent in conflict te komen met je eigen taal en cultuur. Ik moest voortdurend uitleggen wie ik was en waar ik vandaan kwam. „Hoezo, je spreekt Nederlands? Je komt toch niet uit Holland?” Dat dwingt je tot nadenken. Vanaf 2006 onderzochten we hoe we buitenlandse artsen die in ons land stage lopen of aan de slag gaan, kunnen helpen om zo goed mogelijk te functioneren. Kennis hebben ze in overvloed, de uitdaging bestaat erin de juiste ‘taal’ te leren als brug tussen twee culturen.
– Was dat de drijfveer achter het taalprogramma ‘Pastor’ voor buitenlandse priesters in het bisdom Antwerpen dat u mee opstartte?
De jongste jaren strijken heel wat buitenlandse priesters en religieuzen neer in België. Ze volgen intensieve taalcursussen en dat is prima, maar die zetten vooral in op praktische zaken zoals de weg naar het station, terwijl je hen in deze nieuwe cultuur de weg moet wijzen naar zichzelf. Het project Pastor helpt priesters bij wat ertoe doet in hun communicerend mens-zijn, zoals uitspraak, intonatie en oogcontact. We leren hen teksten schrijven in onze Vlaamse context die geen verhaalcultuur is zoals de hunne dat meestal wel is. Buitenlandse priesters schrijven prachtige homilieën van tien minuten, maar om het Vlaamse kerkpubliek te bereiken, moet je die boodschap gebald weten te verpakken in enkele minuten.
– Is uw gelovige achtergrond een troef?
Dat is de vraag naar de kip en het ei. Ik ben een toegepast taalkundige. Wanneer ik op een probleem stuit in onze samenleving dat te maken heeft met taal, wil ik een oplossing bedenken. Vanuit mijn katholieke opvoeding kan ik inhoudelijk hulp bieden. Religieuze teksten zijn geen gewone teksten. Bijbelse taal heeft een ander register dan homiletische taal of taal in een rouwgesprek. De vertaalslag kunnen maken naar wat gewone mensen begrijpen, om hun hart te raken, daarom is het me te doen.
– Op 1 maart werd u algemeen secretaris van de Taalunie. Wat ziet u als grote uitdaging?
De Taalunie is een beleids- en kennisorganisatie in Nederlands-Vlaams verband die de positie van de [node:field_streamers:0] Nederlandse taal, cultuur en literatuur probeert te versterken. Een van de grote uitdagingen is lezen. Lezen van de wieg tot het graf is mijn motto, want leesplezier kun je leren. Het gaat ook over samen lezen, blijven lezen als je ouder bent en begrijpen wat je genietend leest. Onze Vlaamse kinderen lezen technisch prima, maar scoren slecht op begrijpend lezen. Om dat te verhelpen, wil de Taalunie de talrijke goede initiatieven bundelen en alle neuzen één kant op krijgen.
– Lockdown, social distancing, preteaching. Of toch liever een Nederlands woord?
De Taalunie is geen taalwaakhond. Taal is een creatief medium. Het Nederlands is een levende taal, die zich aanpast aan maatschappelijke gebeurtenissen met nieuwe woorden, Engels of Nederlands. Denk aan ‘superbesmetter’ of ‘strandpas’. Van Dale noteerde tijdens de lockdown in tien weken tijd 840 nieuwe woorden. Met het Instituut voor de Nederlandste Taal in Leiden legde de Taalunie een COVID-19-woordenlijst aan. We verklaren elke term begrijpelijk en eenduidig, wat transparante communicatie mogelijk maakt. Taal wordt gemaakt door mensen.
Tegelijk is taal een instrument dat je moet leren bespelen. Daartoe is een gedegen scholing essentieel. Over de rol van Standaardnederlands in het onderwijs werkte de Taalunie een adviestekst uit. Jongeren opleiden tot communicatieve taalgevoelige mensen is mijn stokpaardje. Bedoeling is dat ze zich bewust worden van taalregisters en van het feit dat een gesprek met oma op een ander niveau verloopt dan met een leerkracht of een werkgever. Dat is nodig, wil je je boodschap meegeven.
– Na de wijding van zuster Katharina tot abdis van de trappistinnen in Brecht verkocht u biershampoo in hun nieuwe winkel. Hoe komt u daar terecht?
Toen ik er op bezoek was met buitenlandse collega’s, vroegen de zusters me hun medezuster uit Myanmar te helpen Nederlands te leren. Ze waren net bezig met het ‘heruitvinden’ van hun zeepindustrie en hadden graag wat advies. Dat lag buiten mijn comfortzone, maar waarom niet?
Ik heb energie te over. Dat moet je kanaliseren om innerlijk rust te vinden. De handen uit de mouwen steken helpt. Mijn vader drukte me op het hart: „Je moet werken met je handen en met je hoofd, zoals de trappisten.” Daarom voelt het alsof ik thuiskom bij de zusters in Brecht.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be