Olivier Poquillon is directeur van de Ecole Biblique
De Franse dominicaan Olivier Poquillon o.p. , die eerder al secretaris-generaal was van de Commissie van Bisschoppenconferenties van de Europese Unie, is op 1 oktober aangetreden als nieuwe directeur van de École Biblique. Het oudste centrum van Bijbels en archeologisch onderzoek in het Heilige Land, dat gevestigd is in Jeruzalem, werd in 1890 door de bekende dominicaan en exegeet Marie-Joseph Lagrange (1855-1938) gesticht. Hij was ervan overtuigd dat de instelling zou helpen om helder te zien welke uitdagingen de moderne wetenschap aan het geloof stelt. Tegelijk was hij de mening toegedaan dat wij de Bijbel beter zouden begrijpen als wij hem kunnen bestuderen in het land van de Bijbel.
Pater Lagrange had begrepen dat de Bijbel geen geschiedenisboek is in de hedendaagse en wetenschappelijke betekenis van het woord. La Croix.
Minder bekend is dat de École Biblique ook een pioniersrol heeft gespeeld voor de historisch-kritische methode voor Bijbelstudie. Lagrange had Hebreeuws en verschillende andere talen uit het oude Nabije Oosten bestudeerd, evenals filologie en de opkomende assyriologie. Bovendien had hij cursussen rabbijnse exegese en opleidingen over de Misjna (de mondeling overgeleverde toelichting bij de geboden en verboden aan het Joodse volk) gevolgd. Door zijn vele bezoeken aan de in de Bijbel genoemde plaatsen werd hij er zich met zijn team al snel van bewust dat archeologische ontdekkingen de gegevens van de Bijbelteksten niet altijd bevestigen. Marie-Joseph Lagrange verdiepte zich in de historisch-kritische methode, die op dat moment door Rome nog werd afgewezen. Maar in tegensteling tot de exegeet Alfred Loisy, die zijn leerstoel aan het Katholieke Instituut van Parijs verloor en in 1908 zelfs werd geëxcommuniceerd, onderwierp Lagrange zich aan Rome. Pas in 1943 en 5 jaar de dood van de Franse dominicaan Lagrange zou paus Pius XII in de encycliek Divino afflante spiritu de historisch-kritische exegese eindelijk toelaten en een aanzet geven tot een nieuwe dialoog van geloof en rede.
Omstreeks 1947 werden de eerste Qumran-manuscripten ontdekt, beter bekend als de zogenaamde Dode Zeerollen met vaak ook eeuwenoude en unieke Bijbelfragmenten. Vanaf 1951 werd de École Biblique, destijds geleid door pater Roland de Vaux (1903-1971), een belangrijk archeoloog, belast met de opgraving van de site. Onder leiding van de École Biblique werden andere grotten en manuscripten opgegraven en bestudeerd door de school, die ook de uitgave van de manuscripten zou lanceren. Later zouden de Vaux en de École Biblique een sleutelrol spelen bij het tot stand komen van de ‘Bijbel van Jeruzalem’, de bekende gezaghebbende Franse Bijbelvertaling waarvoor in 1945 de aanzet werd gegeven en waarvan het eerste gezamenlijke vertaling van alle Bijbelboeken in één boek vol aantekeningen, inleidingen en schriftverwijzingen pas in 1956 voor het eerst verscheen. De École Biblique is van plan om tegen eind 2023 een nieuwe vertaling van de Bijbel online te zetten, met commentaren en illustraties die een soort katholieke variant moet worden van de Joodse Talmoed, met zijn verschillende commentaren en interpretaties. Die publicatie moet helpen voor een betere interpretatie van de Bijbel in de christelijke theologie en liturgie.
Bron: La Croix