De Franse Republiek en de godsdienstvervolging
Frankrijk viert zijn nationale feestdag op le quatorze juillet – 14 juli - niet sinds de inname van de Bastille in 1789, al was er dag op dag een jaar wel al een patriottisch volksfeest om de eenheid van het land in de verf te zetten. Het is pas op 6 juli 1880 – tijdens de Derde Republiek – dat van 14 juli bij wet de nationale feestdag werd gemaakt, na goedkeuring in zowel de Assemblée als de Sénat van een wetsvoorstel ter zake van het uiterst linkse parlementslid Benjamin Raspail. Merkwaardig is echter dat de wet Raspail niet preciseert wat er gevierd wordt: de prise de la Bastille in 1789 of de Fête de la Fédération van 1790.
Antiklerikalisme
In het Ancien Régime was de naamdag van de heilige koning Lodewijk IX van Frankrijk - 25 augustus - de nationale feestdag. Maar aangezien de Eerste Republiek uitgesproken antiklerikaal was, kon 25 augustus niet aangehouden worden. Daarom gold le 1er vendémiaire vanaf het jaar II (1793) als nationale feestdag: de viering van de stichting van de republiek. Die eerste dag van de revolutionaire kalender viel doorgaans op 22 september maar kon ook op 23 of zelfs op 24 september vallen. De Franse revolutionairen hadden op het einde van het jaar een schrikkeldag voorzien, die gewoon Jour de la Révolution werd genoemd.
De antikatholieke hetze begon direct na het uitbreken van de revolutie.
Hun geprivilegieerde positie maakte van Kerk en clerus doelwitten bij uitstek van de republikeinen. Het rooms-katholicisme was staatsgodsdienst en in 1789 waren alle bisschoppen afkomstig uit de adel. De prelaten vormden de eerste van de drie standen van de samenleving en de kerk was ’s lands grootste landbezitter, die via de tienden almaar rijker werd. Vele revolutionairen, zoals de Hébertisten van Jacques René Hébert, wilden dit alles dus eens en voorgoed zien verdwijnen. Anderen, zoals Maximilien de Robespierre en Georges Danton, waren voorzichtiger, omdat ze vreesden voor extra vijandschap voor de republiek in zowel binnen- als buitenland.
De lagere clerus had in de lente van 1789 immers ook vaak voor verandering gepleit.
Inkomsten
Tijdens de woelige debatten in de Staten-Generaal vanaf mei 1789 hadden ook gewone pastoors – zoals Jacques Jallet et René Lecesve – zich aangesloten bij de derde stand, in die mate dat er gezegd werd: Ce sont ces foutus curés qui ont fait la Révolution – We hebben de Revolutie aan die drommelse pastoors te danken! Maar na de val van de Bastille werd de sfeer in de zelfverklaarde grondwetgevende Assemblée nationale almaar grimmiger: zowel de kloosterordes als de tienden werden afgeschaft en de betaling van clerici voor liturgische en sacramentele daden werd verboden. Zo ontstond een probleem: wat zouden voortaan de inkomsten van Kerk en clerici zijn?
De ‘Serment constitutionnel du clergé’ was de lont aan het kruitvat.
Nochtans was er over de Constitution civile du clergé van 24 augustus 1790 binnen het Comité ecclésiastique van de grondwetgevende vergadering, voorgezeten door graaf Jean-Baptiste Treilhard, zowat een jaar lang gedebatteerd. De Constitution civile du clergé was niet anders dan het licht geamendeerde rapport van deze commissie van verslaggever Louis-Simon Martineau en ze stelde een nieuwe staatskerk in, gecontroleerd en gefinancierd door de Franse Republiek. Logisch gevolg was dat de clerus op 27 november 1790 bij wet verplicht werd trouw te zweren aan de nieuwe regeling. Slechts zeven bisschoppen deden dit.
Een schisma binnen het Franse katholicisme was een feit.
Septembermoorden
Van dan af aan ging het snel. Het revolutionaire Frankrijk werd van alle kanten bedreigd, door zowel buitenlandse legers als royalistische en antirevolutionaire rebellen. De rooms-katholieke Kerk werd door de revolutionairen almaar meer als vijandig en antirevolutionair beschouwd. Tijdens de Septembermoorden van 1792 werd een bloedbad onder geestelijken aangericht, waarbij onder andere meer dan tweehonderd priesters en drie bisschoppen om het leven kwamen. De staat nam vanaf september 1792 ook de controle over de geboorte-, sterf- en trouwregisters over. In mei 1793 werden de kerken gesloten en werd de katholieke mis verboden.
Beelden in de kerken werden verwijderd en kruisen en andere religieuze objecten vernietigd.
Kerken werden geconfisqueerd en geplunderd om de oorlogen van de Franse revolutionairen te financieren. In oktober 1793 werd een wet aangenomen waarbij alle priesters die weigerden de eed van trouw aan de republiek te zweren en al wie hun onderdak verschafte, ter plekke gedood mochten worden. In november 1793 werd het woord dimanche verboden en werden de christelijke feestdagen vervangen door nieuwe feestdagen die de oogst en andere niet-religieuze zaken vierden. De aartsbisschop van Parijs moest zijn mijter inruilen voor een rode Frygische muts. Sommige plaatsnamen van religieuze oorsprong werden gewijzigd, zoals Saint-Tropez, dat voortaan Héraclée heette.
Zo’n dertigduizend priesters ontvluchtten het land en duizenden werden geëxecuteerd.
Robespierre
Als vervanging voor het christelijke geloof werden atheïstische of deïstische cultussen in het leven geroepen, losjes gebaseerd op het denken van Voltaire en de Verlichting. In 1793 werd een beroemde balletdanseres en zangeres Mademoiselle Maillard (pseudoniem van Marie-Thérèse Davoux) als Godin van de Rede opgevoerd in de Notre-Dame van Parijs. Maar toen Robespierre de macht greep maakte hij daar komaf mee en hij voerde in 1794 een deïstische Culte de l’Être Suprême in, waarbij hij zelf als hogepriester optrad. Na Robespierres val lanceerde het Directoire nog alternatieven voor het rooms-katholicisme, maar geen ervan kreeg voet aan de grond.
Concordaat
Napoleon Bonaparte zocht na zijn machtsgreep in 1799 meteen verzoening met de katholieke kerk. In 1801 ondertekende hij met paus Pius VII een concordaat. Dat voorzag in het herstel van de vrijheid van eredienst, in de bezoldiging van de katholieke geestelijkheid door de staat in ruil voor de tijdens de Franse Revolutie genationaliseerde en door de revolutionaire regeringen verkochte kerkelijke bezittingen – een regeling die in België bij grondwet nog altijd van kracht is - en de herindeling van Frankrijk, de geannexeerde Zuidelijk Nederlanden inbegrepen, in nieuwe bisdommen. Maar het katholicisme werd niet opnieuw staatsgodsdienst.
In 1804 kroonde Napoleon zichzelf tot keizer, paus Pius VII mocht alleen toekijken.
Nieuwe nationale feestdag
Keizer Napoleon voerde in 1806 per decreet de naamdag van de heilige Neopolus of Napoleon van Alexandrië - 15 augustus – in als nieuwe nationale feestdag in. Ook zijn neef, keizer Napoleon III, zou vanaf 1852 voor 15 augustus kiezen. Na 1849 was 4 mei enkele jaren nationale feestdag geweest, omdat op die dag de grondwetgevende Assemblée nationale de Franse Republiek had uitgeroepen. De Franse laicité waar zo vaak naar verwezen wordt, is veel recenter dan de Franse Revolutie of de Verlichting. Het is pas op 9 december 1905 dat de Derde Republiek bij wet bepaalde geen enkele cultus te erkennen noch financieel te ondersteunen.