Aalmoezeniers in de zorg: de juiste woorden en de juiste stiltes
Pastorale zorg is een integraal onderdeel van de zorg voor de mens in zijn geheel. Aalmoezeniers in de zorg zijn niet langer rijk gezaaid, maar de hoop die ze zaaien is de rijkste van al. In ziekenhuizen en woonzorgcentra staan ze mensen bij in de meest moeilijke en angstige dagen. Als priester spelen zij een bijzondere rol in een al even bijzondere gemeenschap: mensen bijstaan in de laatste fases van hun leven, tijdens aanslepende ziekten, of bij het verlies van een dierbare. En dat allemaal vanuit de genade van God.
E.P. Willy Smeets, Salvatoriaan, is nu drie jaar actief als aalmoezenier in het Salvator Welzijnscentrum in Hasselt. In het Jessaziekenhuis neemt E.H. Frans Schoofs reeds dertig jaar de taak van aalmoezenier op zich. Na vele jaren van inzet in Afrika, in het onderwijs en in de parochie, blijven beiden ook nog na hun pensioenleeftijd zich met veel vuur en passie inzetten voor hun engagement.
Na vele parochiale en zelfs missionaire opdrachten, werd u aalmoezenier in een zorginstelling. Hoe verliep die overgang?
Frans Schoofs: Het was E.H. Jan Boonen die me dertig jaar geleden vroeg of ik iets voelde voor deze functie. “Ik hoop dat je ‘ja’ zegt”, waren zijn woorden. Ik was toen blijkbaar al de eenentwintigste aan wie hij dat vroeg. Het ziekenhuis is immers een onwezenlijke wereld voor een buitenstaander. Ik heb die uitdaging met veel bescheidenheid aangenomen, omdat ik aanvoelde dat het een leerproces zou zijn. Terugkijkend zou ik absoluut opnieuw dezelfde keuze maken.
Willy Smeets: Ik voelde enkele jaren geleden aan dat de administratieve en leidinggevende aspecten als deken van Hamont me teveel werden. Ik probeerde het nog kortstondig als parochiepriester in Bocholt, maar ook dat was niet wat ik zocht. Toch wilde ik nog steeds een waardevol engagement opnemen. In samenspraak met mijn provinciale overste en onze bisschop kreeg ik toen mijn nieuwe opdracht in het Salvator Welzijnscentrum. Een opdracht die ik graag op me nam, ook in mijn tijd als pastoor en later deken van Hamont ging ik regelmatig op bezoek in woonzorgcentra.
Wat is volgens u het belang van de aanwezigheid van een priester of aalmoezenier in een instelling als een ziekenhuis of woonzorgcentrum?
Willy Smeets: Een aalmoezenier heeft bijzonder uiteenlopende rollen in een zorginstelling. De meest opvallende, en meest gekende rol, is uiteraard die van voorganger tijdens een eucharistieviering. Dat is in een woonzorgcentrum van belang omdat je de bewoners datgene wil schenken waar ze vroeger van konden leven en genieten. Ze willen hun leven in die bijzondere verbondenheid met de Heer in het rusthuis voortzetten.
Frans Schoofs: Ziekenhuisverblijven zijn meer kortstondig dan die in een woonzorgcentrum. Voor hen maak je het verschil voornamelijk door er te zijn voor hen. Zo speel ik geregeld ‘garçon’ op de dienst oncologie. Als ik als pastoor een kamer betreed, denken mensen al gauw dat hun tijd gekomen is. Angst aanjagen wil ik absoluut niet, Gods liefde kan je evengoed overbrengen boven een lekkere kop koffie. Het hangt vaak af van een woord dat zomaar in je op komt. Geregeld zeggen patiënten of familieleden “Hadden we u niet gehad, we waren er nooit overheen gekomen”, maar in werkelijkheid was het God die daar werkzaam was.
Willy Smeets: Luisteren is inderdaad de allerbelangrijkste taak, je oor te luisteren leggen en de mensen de tijd gunnen om op verhaal te komen. De kwesties die je het meest na aan het hart liggen, gooi je immers niet zomaar op tafel. Daarvoor is vertrouwen nodig. Daarom wil ik ook liever niet dat men me met Eerwaarde Pater aanspreekt, ik ben voor iedereen ‘gewoon’ Pater Willy. Zo sta je dicht bij hen. Nogal wat bewoners hebben tijd nodig, om te wennen, om thuis te komen in hun nieuwe omgeving. Door aanwezig te zijn, ook bij niet religieuze activiteiten, probeer ik de bewoners te helpen zich opnieuw thuis te voelen. Het is daarom een groot voordeel dat ik ook in het Salvator Welzijnscentrum woon.
Luisteren doe je als aalmoezenier bovendien niet enkel naar de bewoners. Ook het verplegend personeel loopt met persoonlijke en spirituele vragen, ook voor hen staat mijn deur steeds wagenwijd open.
Frans Schoofs: Het verplegend personeel en mijn collega’s op de pastorale dienst zijn als het ware mijn eerste cliënten. Reeds om vijf uur ’s ochtends ga ik al naar hen toe, dat is de meest ideale moment om met hen te spreken, want ook zij liggen vaak met hun gevoelens en geloof in de knoop na een plots sterfgeval.
Willy Smeets: Het werk van een aalmoezenier overstijgt het uiterlijke. Je neemt de bewoners serieus, en kunt hen het gevoel geven dat ze nog meetellen en belangrijk zijn. En dat gevoel schuilt soms in kleine zaken. Zo zijn er enkele bewoners die erop staan dat ik hen elke avond een kruisje op het voorhoofd geef. Enkel dan kunnen ze gerust slapen.
Wat is voor u het mooiste aspect aan het werk van een aalmoezenier?
Frans Schoofs: Het ziekenhuis is een rijke wereld met bijzonder veel zorgen, maar het is ook de plek bij uitstek waar je nog echte menselijke nabijheid kunt ervaren. In een ziekenhuis kun je immers geen toneeltje spelen, iedereen draagt er dezelfde pyjama. Of je nu baron of arbeider bent. Het belang van het innerlijke van de mens is hier bijzonder groot.
Ook aan het uiterlijk van een aalmoezenier hebben ze niet veel, het is werkelijk een innerlijke groei die je hier doormaakt. Je leert inzien wat genade is. Je leert dat je inzet gedragen moeten worden door gebed. Het eerste wat ik ’s ochtends doe is even naar de kapel gaan, om er draagkracht te vragen aan de Heilige Geest. Om de juiste woorden, om de juiste stiltes. Vroeger kwam ik hier werken, nu voel ik me gekleed in de genade.
Willy Smeets: Zelf ben ik bijzonder blij dat ik op tachtigjarige leeftijd nog dienstbaar kan zijn als priester. Ik voel dat het de bewoners deugd doet dat ik hier nog voorga en een vertrouwensband met hen opbouw. Er gebeuren geen grote wonderen omdat ik hier aanwezig ben, maar ik voel dat het goed is.
In veel ziekenhuizen en rusthuizen beschikken ze niet langer over een aalmoezenier. Hoe ziet u de toekomst van pastoraal in de zorg?
Willy Smeets: We kunnen er niet om heen, zoals het hier in het Salvator Welzijnscentrum gaat, met in onze pastorale werkgroep een salvatoriaanse pater en drie salvatoriaanse zusters, dat is werkelijk uitzonderlijk. De leken die ons nu reeds versterken doen prachtig werk. In de toekomst zullen mensen in het woonzorgcentrum op andere wijzen vreugde beleven. Ons woonzorgcentrum is zoals een Pastorale Eenheid: bewoners en personeel die zich “bemind en geroepen” voelen. Hopelijk worden personeelsleden geïnspireerd door onze vieringen en onze bezoeken. Het doet deugd om te mogen meewerken als gewijde en toegewijde mensen.
Frans Schoofs: Lekenpastores zijn voor mij evenwaardig aan een aalmoezenier. Een leek die weet wat bidden is, is een aanwinst voor het ziekenhuis. Het tanende aantal priesters is uiteraard een verarming, maar de genade van God wordt er niet minder door. Want dat is wat aalmoezenierswerk werkelijk is, een genadewerk. En dat werk begint voor mij bij de chrismaviering: de oliën voor de ziekenzalving, gezegend door de bisschop, staan symbool voor onze hele gemeenschap. Ik sta er nooit alleen voor, de hele gemeenschap heeft het goed voor met de patiënt. Als priester koos ik resoluut voor dat genadewerk, en heb ik daar ook alle tijd voor. Dat wil niet zeggen dat lekenpastores minder genadevol zijn, integendeel! De werkelijke verarming zou het verdwijnen van de pastorale dienst zijn, zij dragen een goede geest uit.
Dit artikel werd gepluceerd in ons bisdomblad Samen. Meer van dit? Hier leest u hoe u zich kan abonneren.