Lievelingsgedicht
Ik moet een jaar of 10 geweest zijn. Bladerend in het ‘Groot verzenboek’ van Lannoo dat bij ons thuis op de salontafel lag, kwam ik bovenstaand gedicht tegen. Het was liefde of het eerste gezicht… Ik las het gedicht, proefde de woorden, vormde beelden in mijn hoofd en wist dat meteen dat het wel héél fijn moest zijn om die 'jou' in het gedicht te zijn. Dát was dus liefde!
Ik las en herlas... Het dikke boek met mijn pas ontdekte woordenjuweel verhuisde naar mijn nachtkastje.
Ik koesterde ‘mijn’ gedicht en de woorden die van een intiem geheim spraken waarvan ik als jonge lezer getuige mocht zijn.
Na enige tijd had ik het boek niet meer nodig. Hoeveel moeite ik soms ook moest doen op school om de woorden van Annie M.G. Schmidt in mijn hoofd te stampen voor de voordrachtles, hoe anders was het hier. Deze woorden vonden als vanzelf de weg naar mijn hart, waar ze zich nestelden om er voor altijd te blijven. 25 jaar later kan ik ze nog steeds probleemloos naar boven kan halen. Annie M.G. Schmidt daarentegen ben ik alweer lang vergeten.
Hoe vreemd toch, bedenk ik nu, dat net dit liefdesgedicht mijn 10-jarige ik zo tot de verbeelding kon spreken. Wat wist ik op die leeftijd van de liefde?
Weet ik vandaag überhaupt iets van deze liefde?
Ik moet het antwoord schuldig blijven… Want - hoezeer ik soms ook de liefde hoor fluisteren in de bomen, ontdek in de ogen van mijn kinderen of bespeur in de bezorgde stem van wie mij lief is - ze lijkt vaak groter dan wat mijn menselijk hart kan verstaan. Het is een Liefde, langer, breder, dieper, tijdlozer en intenser dan wat ik als mens kan vermoeden. Ik heb er inderdaad geen woorden voor, bang dat niemand me zou geloven.
Maar net als dit gedicht, draag ik haar mee en koester haar in mijn hart. Vandaag, maar ook voor een dag van morgen.
Liesbeth