Een aalmoes geven moet voor ons ook een offer zijn!
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Het Evangelie dat we zo-even gehoord hebben laat ons toe een wezenlijk element van de barmhartigheid te ontdekken: de aalmoes. Een aalmoes geven kan een eenvoudige zaak lijken, maar we moeten er ons voor hoeden dit gebaar te ontdoen van de diepe inhoud die het heeft. Inderdaad, het woord aalmoes komt van het Grieks en betekent precies barmhartigheid. Een aalmoes moet dus heel de rijkdom van de barmhartigheid in zich dragen. En zoals de barmhartigheid duizend wegen kent, duizend vormen, zo vertaalt ook de aalmoes, om het ongemak van wie in nood is te verlichten, zich op vele wijzen.
Het Bijbelse refrein
De plicht tot aalmoes is zo oud als de Bijbel. Offer en aalmoes waren twee plichten waaraan een godsdienstig mens zich moest houden. In het Oude Testament komen belangrijke bladzijden voor waar God een bijzondere aandacht eist voor de armen die afwisselend de berooide mensen zijn, de vreemdelingen, wezen en weduwen. In de Bijbel is dit een voortdurend refrein: de arme, de weduwe, de vreemdeling, de buitenlander, de wees… het is een refrein. God wil dat zijn volk aandacht heeft voor deze broeders; meer nog de kern van de boodschap is: God loven door het offer en God loven door de aalmoes.
Met milde hand en een blij gemoed
Tegelijk met de verplichting voor hen aandacht te hebben, wordt ook een kostbare vingerwijzing gegeven: Geef met milde hand en met een blij gemoed (Dt 15,10).Dit betekent dat de naastenliefde vooraf een houding van inwendige vreugde vraagt.
Barmhartigheid betonen mag geen last zijn of een vervelende karwei waarvan men zich zo vlug mogelijk moet ontdoen.
En hoeveel mensen rechtvaardigen zichzelf niet met de uitspraak: Hoe moet dat dan? Misschien gaat diegene aan wie ik geef wel wijn kopen om zich te bedrinken. Wie zich bedrinkt, doet dat omdat hij geen andere uitweg ziet! En jij, wat doe jij in het verborgene, wat niemand ziet? En jij zou rechter zijn over de arme man die je een muntje vraagt om een glas wijn te kunnen drinken? Ik sta erop de episode van de oude Tobit in herinnering te brengen, die, na een grote som geld gekregen te hebben, zijn zoon riep en hem volgende onderrichting gaf: Zoals voor iedereen die de gerechtigheid beoefent. Geef aalmoezen van wat je bezit en als je aalmoezen geeft, doe het dan zonder jaloezie. Keer geen enkele arme de rug toe, dan zal God zijn aangezicht nooit van jou afkeren. Wanneer je overvloed hebt, geef dan overvloedig aalmoezen; heb je weinig, wees dan niet bang om aalmoezen te geven (Tob 4,7-8). Wijze woorden die die waarde van de aalmoes helpen verstaan.
Een gebaar van liefde voor wie we ontmoeten
Op dit vlak heeft Jezus ons, zoals we gehoord hebben, een onvervangbare lering nagelaten. Op de eerste plaats vraagt Hij dat we geen aalmoes zouden geven om door de mensen geprezen en bewonderd te worden omwille van onze vrijgevigheid: doe het zo dat je rechterhand niet weet wat je linker doet (cf. Mt 6,3).
Niet de schijn telt, maar de bekwaamheid om de mens die hulp vraagt aan te kijken.
Ieder van ons moet zich de vraag stellen: Slaag ik erin om stil te staan en de persoon die mij om hulp vraagt aan te zien en in de ogen te kijken? Ben ik daartoe in staat? We mogen dus de aalmoes niet verwarren met het vluchtig gegeven muntstuk, zonder de arme aan te kijken en zonder stil te staan en te praten over wat hij echt nodig heeft. Tegelijkertijd moeten we onderscheid maken tussen de armen en de verschillende vormen van bedelarij die geen dienst bewijzen aan de echte armen.
Een aalmoes is een gebaar van liefde voor hen die we ontmoeten.
Het is een gebaar van waarachtige aandacht voor wie zich tot ons richt en onze hulp vraagt, gedaan in het verborgene waar alleen God ziet en de waarde van het gebaar inschat.
Een aalmoes moet ook een offer zijn
Maar een aalmoes geven moet voor ons ook een offer zijn. Ik herinner mij een moeder: ze had drie kinderen van ongeveer zes, vijf en drie jaar. Voortdurend leerde ze de kinderen dat men een aalmoes moest geven aan de mensen die er om vroegen. Ze waren aan tafel en aten een wienerschnitzel. Er wordt op de deur geklopt. De oudste gaat opendoen en komt terug: Moeder, er is een arme die te eten vraagt. 'Wat doen we?' vraagt de moeder. Geven - zeggen ze allemaal – geven! – Goed: dat ieder de helft van zijn kotelet neemt en laten we er twee broodjes van maken – Maar neen, moeder, neen – Neen? Je moet geven van wat van jou is, van wat je kost.
Dat is begaan zijn met de arme: ik ontzeg me iets en geef het aan jou.
Aan de ouders zeg ik: voed de kinderen op om op deze wijze aalmoezen te geven, om gul te zijn met wat ze hebben.
Laten we de woorden van de apostel Paulus tot de onze maken: “In alles heb ik u laten zien dat men zo, door hard te werken, de zwakken moet helpen, gedachtig de woorden van de Heer Jezus, die zelf heeft gezegd: “Het is zaliger te geven dan te ontvangen” (Hnd 20,35; cf. 2 Kor 9,7). Dankjewel!
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc