Allemaal kinderen van God?
In de evangelielezing van kerstdag staat dat we allen het vermogen kregen kinderen van God te worden. Was er dan niet één eniggeborene?
De evangelielezing van kerstdag komt uit het eerste hoofdstuk van het evangelie volgens Johannes en daarin lezen we dat „aan hen die in zijn Naam geloven, Hij het vermogen gaf om kinderen van God te worden”. Kunnen we echt allemaal kinderen van God worden? Barbara Mertens van Tau - franciscaanse spiritualiteit vandaag bekijkt het thema vanuit die spiritualiteit en de interreligieuze dialoog, Bijbelwetenschapper Laura Tack graaft in het vierde evangelie.
– Wat betekent de uitdrukking ‘kinderen van God worden’?
Barbara Mertens • Net voordat Johannes in de proloog spreekt over „kinderen van God” wordt verteld hoe het Licht in de wereld kwam. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, maar dat de wereld niet aanvaardt. Daarin zit een dynamiek vervat van wederzijdsheid tussen mens en God. We zijn allen kinderen van God, zonder meer. God ziet ons als zijn kinderen. Wat is dan dat vermogen waarover de evangelist het heeft? Het is het Licht willen zien, de wederzijdse relatie met God erkennen en aanvaarden. De Tsjechische schrijver en priester Tomáš Halík herhaalt het motto van Augustinus: „Ik wil dat jij bent.” Zo kan ook het ‘ja’ van de mens aan God klinken: „Ik wil dat Jij bent.” Dan begint de wederzijdse liefdesdynamiek.
Laura Tack • De uitdrukking ‘kinderen van God’ komt vooral voor in de teksten van Johannes, zowel in het vierde evangelie als in zijn brieven. De wortels liggen evenwel in [node:field_streamers:0] de joodse traditie, want het vierde evangelie is toch wel sterk joods gekleurd. In het boek Exodus wordt Israël de „zoon van God” genoemd. In de wijsheidsliteratuur krijgt de term een ethische lading. Het zijn de rechtvaardigen die kinderen van God kunnen worden genoemd. De evangelist geeft er een eigen kleur aan en plaatst het in zijn metafoor van de familie. Het komt ter sprake aan het einde van het eerste deel van het evangelie en aan het begin van Jezus’ afscheidsrede. In de proloog, waaruit we lezen op kerstdag, zit een dubbele dynamiek. Enerzijds is er Jezus’ goddelijke oorsprong, anderzijds Gods menswording. In het midden gaat het over de mensen. Het is een complex taalspel met een diepe Bijbelse ondertoon.
– Staat het geloof dat we ‘kinderen van God’ zijn niet haaks op dat in de enige Zoon? Hoe rijm je dat?
Barbara Mertens • Door de Zoon maakt God zich kenbaar voor ons, zoals het ook te lezen staat in het eerste hoofdstuk van Johannes. Jezus Christus is gekomen om de wederzijdse dynamiek tussen God en mens ten volle te tonen. ‘Wederzijds’ betekent dat er van Gods kant liefde en zorg komt, van die van de mens een diep vertrouwen en grote dankbaarheid. De eniggeboren Zoon geeft ons de kans kinderen van God te worden. Hij is de wegwijzer.
Laura Tack • In vers 14 van Johannes’ proloog is er sprake van de ‘eniggeboren Zoon’ en in vers 18 van ‘de eniggeboren God’. De term ‘eniggeboren’ [node:field_streamers:1] stamt vooral uit de joodse wijsheidsliteratuur en wordt pas in de eerste eeuw door de auteur van de Hebreeënbrief gebruikt om te spreken over Isaak in een vergelijking met Christus. Is dat nu paradoxaal? Het onderscheid wordt duidelijk gemaakt. ‘Zoon’ is een christologische uitdrukking, met ‘kinderen’ wordt ‘de mensen’ bedoeld. Ik denk dat Johannes een relationele christologie uitwerkt. De band tussen de Vader en de eniggeboren Zoon is uniek, maar niet gesloten. De Zoon daalt neer, maar wanneer Hij opstijgt, trekt Hij allen mee.
– De Bijbel is duidelijk: wie gelooft, kan kind van God worden. Kunnen we in aanhangers van andere religies dan ook kinderen van God herkennen?
Barbara Mertens • Als schepselen zijn alle mensen al kinderen van God. Vanuit dat universele perspectief kijk ik dan ook naar andere religies. Iedere mens is dus een kind van God, maar niet iedereen beleeft dat op dezelfde wijze. Net daarover gaat het achtste hoofdstuk van de encycliek Fratelli tutti. Met een oprecht hart de Waarheid zoeken, wat de talrijke religies doen, helpt ons elkaar te erkennen als broeders en zusters. In de islam ligt de term ‘kinderen van God’ echter moeilijk. Het is te antropomorf, te menselijk, want moslims zien God als absoluut transcendent. In de islam is God ook schepper en is Hij ook broederlijkheid, geworteld in een gedeeld geloof dat de familiekring overstijgt. De relatie van de mens tot God breekt de solidariteit open. Het ligt anders, maar de dynamieken zijn gelijkaardig.
– Ze lijken eenvoudig, maar toch zijn die Bijbelcitaten niet makkelijk te begrijpen. Hoe komt dat?
Laura Tack • De theologische boodschap is moeilijk te vatten en daarom gebruikt de evangelist Johannes vaak concrete beeldspraak, zoals in zijn proloog: leven, licht, ware licht, duisternis. Hij theologiseert sterk. De moeilijkheid om het uit God geboren zijn te begrijpen, komt overigens duidelijk ter sprake tijdens het nachtgesprek van Jezus met Nikodemus in het derde hoofdstuk van het evangelie. Nikodemus meent dat Jezus ‘wedergeboorte’ letterlijk bedoelt. Jezus wordt in het Johannesevangelie dus vaak verkeerd begrepen wanneer Hij metaforen en beeldspraak gebruikt. De lezing van kerstdag is compact en nogal duister, gekenmerkt door een clair-obscur. Daarin zijn de verzen over de kinderen van God eigenlijk lichtpuntjes. Er is hoop voor ons, mensen.
– De uitdrukking ‘kinderen van God’ houdt in dat we allen broeders en zusters van elkaar zijn. Wat kan dat betekenen?
Barbara Mertens • Als broers en zussen zijn we elkaars rechtstreekse naasten en dat uit zich in zorg en respect voor elkaar. Tegelijk zijn we verschillend. Het verhaal van de broers Kaïn en Abel toont hoe snel het kan misgaan. De Franse pater Jacques Mourad, die in 2015 door Islamitische Staat werd ontvoerd, vertelt hoe een jihadist hem wilde doden, maar zich uit de voeten maakte toen de pater God aanriep. Door de transcendente relatie met God op te roepen, herinnerde hij zijn belager aan onze relatie met elkaar. Dat was ondraaglijk. In de Koran protesteren de engelen tegen de schepping van de mens, want de mens zal bloed vergieten. Waarop God zegt: „Ik weet wat jullie niet weten”, het wezen van de mens blijft een mysterie.
– Hoe raakt ons dat vandaag? Verandert het geloof dat we kinderen van God kunnen worden ons leven?
Laura Tack • De johanneïsche metafoor van kinderen leidt soms tot het misverstand dat we maar klein moeten zijn en blijven, en tot een misplaatst paternalisme. Het is omgekeerd, we kunnen ons net verbonden voelen met de Vader. Er is een groot toekomstperspectief. Ik zie het opnieuw kind worden als een groeisprong. In die zinnen zitten een opdracht en een belofte verscholen. Samen met vele andere ‘medekinderen’ gaan we op weg. Het gaat dus om groei en het is universeel bedoeld, een uitnodiging aan alle mensen.
Barbara Mertens • Wie God aanvaardt als Vader, komt hoe dan ook terecht in een andere dynamiek van leven. Door te zijn als zonen en dochters van de ene Vader, delen we in broeder-zijn met elkaar. Alles wordt daardoor opengetrokken naar de hele mensheid en volgens Franciscus van Assisi naar de hele schepping. Franciscus bestempelt ook de zon als broeder en de maan als zus. Daardoor treden we in relatie en kunnen we niet anders dan de schepping te behoeden.