‘Damiaan inspireert, maar we moeten hem niet willen nadoen’
„Nu leef jij helemaal zoals pater Damiaan”, liet een kennis Hilde Reynders weten. Ze is inderdaad niet enkel arts ‘in de frontlinie’ tegen het coronavirus, ze is ook zuster van de Heilige Harten van Jezus en Maria, beter bekend als de picpussen, de religieuze familie waartoe ook pater Damiaan behoorde, die liefde liet primeren op angst voor een ongeneselijke ziekte.
Tijdelijk verblijft ze schier in haar eentje in het kasteel met dertig kamers in Ranst waar bezinningscentrum Hof Zevenbergen is gevestigd. Wegens corona vinden er immers geen activiteiten meer plaats en verblijven er geen retraitegasten meer. „Ik beschouw mezelf als besmet en kies voor een tijdelijk isolement om de naaste omgeving niet in gevaar te brengen”, zegt zuster Hilde Reynders. Gelukkig lijkt de epidemie te vertragen.
– U was eerst arts en pas daarna zuster. Nu bent u arts zowel als zuster. Hoe komt dat?
Pater Damiaan is mijn grote inspiratie, maar vreemd genoeg was ik in 1995, toen hij werd zalig verklaard, daarmee niet begaan. Elf jaar lang werkte ik als huisarts, maar ik wilde meer. Ik wilde leven vanuit mijn geloof en via de paters en zusters picpussen leerde ik de figuur van Damiaan kennen. Uiteindelijk trad ik in. Vervolgens ging ik aan de slag voor het Vicariaat Vlaams-Brabant. Dat bleek echter niet mijn ding, volgens wijlen mgr. Leon Lemmens omdat ik ‘een Damiaan’ ben. Ik sprak jezuïet Marc Desmet, die ook arts is. Indien ik zou terugkeren naar de geneeskunde, zou ik het beroep dan nog op dezelfde manier beoefenen als voorheen, wilde hij weten. Neen, dus. Hij bracht me op het spoor van een wijkgezondheidscentrum in Kuregem en een wereld ging voor me open.
– Wat doet u nu?
Eerstelijnsgeneeskunde. Sinds drie jaar werk ik als huisarts in het wijkgezondheidscentrum in Herentals, waarvoor ik bezoldigd word als bediende. Wij vragen geen honorarium aan onze patiënten. Het centrum biedt bovendien een totaalpakket in de zorg aan. Negentig procent van onze patiënten bestaat uit vluchtelingen, migranten, mensen in financiële of sociale armoede.
– En nu, tijdens de corona-uitbraak?
Eerlijk? Het is erg belastend en moeilijk werken. Veel minder patiënten komen naar onze praktijk, deels uit angst voor besmetting. Bijgevolg telefoneren we veel. Naast het puur medische proberen we op die manier aandacht te blijven hebben voor de psychosociale problematiek, want tijdens deze crisis lijden de meest kwetsbare mensen des te meer. Ik moet diagnoses stellen aan de telefoon en soms moet ik praten met een kind om de symptomen van een ouder te kunnen inschatten. Het valt heus niet mee om op die manier mensen warm nabij te blijven. Ik werk ook mee in het wachtsysteem en aan de triage van coronapatiënten. Met mijn mondmasker en beschermpak zie ik eruit als een marsmannetje. Van sommige patiënten weet je dat ze zullen sterven. Ik leerde dat we zullen moeten leren leven met dit virus.
– Wat betekent [node:field_streamers:0] Damiaans spiritualiteit in tijden van epidemie?
Onze congregatie ontstond tijdens de Franse Revolutie, met een priester die zich lange tijd moest schuilhouden en een vrouw die achter de tralies vloog wegens haar gelovige inzet. Onze spiritualiteit heeft altijd te maken met het nemen van risico’s. Bij mijn professie citeerde ik pater Damiaan: „Aan de voet van het altaar vind ik de nodige kracht, zonder de Heer aan mijn zijde is dit leven ondraaglijk.” Dat is ook mijn ervaring van de voorbije weken. Ik vind rust in het gebed om de ellende te doorstaan, de gesel van het virus, maar evenzeer mijn eigen onvermogen en de miserie van collega’s die kraken onder de stress. Onze eerste opdracht als zusters picpussen is de aanbidding. Daarnaast zijn wij actief in onderwijs, zorg of missie. Gods barmhartige Liefde schouwen, beleven en verkondigen, is onze leuze. In het gebed voel ik mezelf gedragen, vind ik kracht en doorzettingsvermogen. Daadwerkelijke oplossingen biedt het vaak niet, maar elke avond leg ik mens en wereld in Gods handen.
– Begrijpt u pater Damiaan nu beter?
Ik leer nu Damiaan te zien als een ‘mee-lijdende’. Net als zorgverleners van vandaag wenste hij te helpen, maar hij raakte zelf besmet met een ongeneeslijke ziekte. Net als Damiaan verblijf ik hier, in Hof Zevenbergen, alleen, ver van mijn medezusters, maar in gebed en dankzij moderne communicatiemiddelen voel ik me toch verbonden en gesteund. We moeten mensen warmte blijven geven en verbondenheid scheppen, wat Damiaan ook deed op Molokai. Hij wilde onafgebroken bij zijn leprapatiënten blijven en trok zich weinig aan van voorzorgsmaatregelen. Dat doen wij wel, maar door de afstand en de onzekerheid blijft het vreemd werken. Damiaan inspireert, maar we moeten hem niet willen nadoen. Jezus navolgen is ook niet net krek hetzelfde doen, maar in zijn spoor treden. Steeds scherper voel ik het belang van het zich terugtrekken in gebed, net zoals Hij. Sommige collega’s beschouwen zich als atheïst en net zoals ik kozen ze voor een andere manier van geneeskunde. Is er nu een verschil? Maakt mijn geloof iets uit? In de daden misschien niet, voor mezelf wel. Is Damiaan trouwens niet veeleer heilige dan held?
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be