Denken over leven na de dood
Je bent christen en toch neurie je mee:
Als ik dood ga, huil maar niet
ik ben niet echt dood moet je weten
het is maar een lichaam dat ik achterliet
dood ben ik pas als jij me bent vergeten.
De puls van het lied van Bram Vermeulen is beresterk en dit of soortgelijke liederen en teksten worden op uitvaartplechtigheden zodanig grijsgedraaid dat je ze haast op automatische piloot meeneuriet. Strookt wat hier gezongen wordt wel met het christelijke geloof over opstanding en eeuwig leven? Allerminst! Maar hoe kun je anno 2018 dat christelijke geloof over opstandig en eeuwig leven op basis van Bijbel en theologische inzichten verwoorden?
Met ‘Niets aan het einde?’ van Gerhard Lohfink werd een standaardwerk in het Nederlands vertaald.
Geïntegreerde parochie
De Duitse nieuwtestamentische exegeet Gerhard Lohfink is al een mensenleven met dit soort kwesties in de weer. Zijn artikel Zum Möglichkeit der christlicher Naherwartung lokte in de jaren 1970 en 1980 zoveel reacties uit, dat de auteur zijn positie enkele keren scherper stelde. Lohfink debatteert met de grootsten: Hans Küng, Karl Rahner, Hans Urs von Balthasar en zelfs ene Joseph Ratzinger, vooral sinds Lohfink in 1987 zijn professoraat in Tübingen neerlegde om te gaan leven en werken in de Katholische Integrierte Gemeinde (Katholieke Geïntegreerde Parochie), een apostolische gemeenschap van priesters, echtparen en celibatairen waar ook de latere paus Benedictus XVI bij betrokken was.
Gelukkig echter heeft Lohfink alle specialistenkwesties naar de voetnoten van zijn boek verwezen.
Het visioen van Ezechiël
Gerhard Lohfink kent Bram Vermeulens tekst wellicht niet, maar hij zou die ongetwijfeld afwijzen. Vooreerst omwille van de door en door platoonse visie op de scheiding van lichaam en ziel die eruit spreekt. De mens ‘heeft’ geen lichaam, hij ‘is’ lichaam, hij ‘heeft’ geen ziel, hij ‘is’ ziel, schrijft Lohfink. Het is een psychosomatische eenheid. Het Oude Testament kende wel de sjeool - het dodenrijk of de onderwereld - maar het eigene daarvan was dat daar geen leven was. In één van de eerste teksten waar het Bijbelse opstandingsgeloof uit spreekt – het visioen van de beenderen uit Ezechiël 37,1-14 dat we in de paaswake horen – gaat het wel degelijk over een lichamelijke opstanding van de doden.
Psychologen raden terecht aan rouw over geliefden niet te onderdrukken. Gerhard Lohfink
De dood is ellende
Ook de idee dat je niet moet huilen als je een geliefde verliest, vindt Lohfink bij de haren gegrepen. Het Nabije-Oosten kent nog altijd het luidkeelse rituele weeklagen bij het lijk van een geliefde. Waarschijnlijker is dat menselijker en heilzamer dan je smart te verbijten, zoals wij nu vaak doen. De auteur stelt duidelijk: De dood is niet het hoogtepunt van het leven, niet het moment van ultieme vrijheid. De dood is ellende, ondergaan, uitgeleverd zijn. Maar precies zo ben je ultiem dicht bij Jezus. Want inderdaad, dit boek wil vooral onder woorden proberen te brengen wat de christelijke hoop inhoudt, zonder daarbij te vervallen in al te kwezelachtige dan wel opdringerige taal.
Het gaat daarbij om gelovige ervaringen die ons nu al onbegrijpelijk nabij zijn.
Gelijkenissen
Een sleutelbegrip in de eschatologie (de leer van het einde van de mensheid en de wereld) is de gelijkenis. Over wat na de dood komt, kun je slechts in beelden spreken, weet Lohfink. In theologisch jargon zijn dat analoge uitspraken: bij alle uitspraken over God en over het definitieve leven met God is de niet-gelijkenis per definitie groter dan de gelijkenis. Per definitie, want wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft (1 Kor 2,9). Lofhinks uiteenzetting is dus een theologische verklaring van geloofsuitspraken. Maar het verstand blijft zijn rol spelen, het speelt in op wat het christelijke geloof aanreikt.
Lohfink schrijft een ‘heden-eschatologie’ en niet zozeer een ‘toekomst-eschatologie’.
Denken over eeuwigheid
Het boek van Gerhard Lohfink proberen samen te vatten, is onbegonnen werk; daarvoor is het te rijk en te verstandig opgebouwd. Deze klepper is ook niet makkelijk, maar goddank is hij dankzij de voortreffelijke vertaling van Wouter Meeus vlot leesbaar. De essentie van Lohfinks eschatologie is dat het verrijzenisgeloof niet zozeer gaat over gebeurtenissen in een verre toekomst, maar veeleer over gelovige ervaringen die ons onbegrijpelijk maar hoopvol nabij zijn. Want de gemiddelde gelovige mag intussen verlost zijn van de idee dat de hemel zich fysiek ergens moet bevinden, het valt ons nog altijd bijzonder zwaar ook over eeuwigheid te denken zonder ons aardse concept van tijd erbij te hanteren.
Hoop verbindt echter bij uitstek de toekomst met het nu en overstijgt dus alle tijd.
Gerhard Lohfink, Niets aan het einde? Over opstanding en eeuwig leven, Averbode, 333 pagina’s, 24,50 euro.