Dennis Vanden Auweele in Tertio: ‘Zalig de kleingelovigen’
Om te geloven, zo wordt gezegd, moet je bewijzen op tafel leggen. Niemand lijkt die houding meer te belichamen dan de apostel Thomas, bekend als de ongelovige. Maar dat is Thomas ten gronde misverstaan, stelt Dennis Vanden Auweele, filosoof en auteur van Bekentenissen van een afvallige atheïst. Thomas belichaamt de houding van iemand die wil geloven, niet die van de ongelovige.
Er is geen bewijs dat een ongelovige doet geloven. Maar om te blijven geloven, moet je het bewijs ook durven te omarmen.
Scepticus
Na zijn verrijzenis verschijnt Christus aan de apostelen, wenst hun vrede toe en laat de Heilige Geest over hen komen. Thomas was niet aanwezig. Bij zijn terugkeer volgt de befaamde scène, door Johannes als volgt naverteld: De andere leerlingen vertelden Thomas: ‘We hebben de Heer Jezus gezien!’ Maar hij antwoordde: ‘Ik geloof het pas als ik in Zijn handen de wonden van de spijkers zie. Ik wil ze met mijn eigen vingers aanraken en ik wil met mijn eigen hand in Zijn zij voelen’ (20, 25). Zo staat Thomas bekend als een scepticus.
Littekens
Ik had altijd een vermoeden dat Thomas fout begrepen werd. Ik kwam een andere lezing op het spoor op aangeven van een paar goedbedoelende, maar wat conservatieve theologen. Zij vertelden mij dat Thomas niet noodzakelijk twijfelt aan de verrijzenis van Jezus, maar aan het feit dat Hij zich zou tonen aan de apostelen. Die lieden hadden Jezus namelijk in de steek gelaten en verraden. Was het wel de echte Jezus die zich toonde? Die Jezus is getekend door hun verraad en Thomas eist de littekens te zien. Daardoor vroeg ik mij af: waar was Thomas eigenlijk toen Christus zich een eerste keer toonde? Dat is niet bekend. Het is wel bekend dat de overige apostelen zich hadden verstopt uit angst. Was Thomas misschien als enige niet angstig? Was hij al het Evangelie gaan verkondigen nog voordat hij Christus verrezen zag?
Willen geloven
Thomas lijkt mij net vervuld van een verlangen om te geloven. En zo’n verlangen wenst bewijs. (…) Thomas geloofde niet in de verrezen Christus omdat hij bewijs kreeg, maar net omdat hij wilde geloven. Hij was naar buiten getreden, had zich kwetsbaar opgesteld, omdat hij wou dat Christus verrezen was. Hij bleef niet bibberen en net daarom had voor hem bewijs zin. Niemand gelooft omdat hij daar voldoende bewijs voor heeft.
Bewijs maakt geen geloof.
Iemand die gelooft, ziet mirakels waar anderen bedrog en hallucinaties vermoeden.
Metgezel
Die Thomas helpt mij vandaag enorm. Er is nu veel reden om angstig thuis te schuilen. Ik geef de apostelen geen ongelijk. Thomas had daar waarschijnlijk ook alle reden toe. Maar alle rede ten spijt, ging hij toch hoopvol de wereld in. Zonder bewijs. Wanneer zijn geloof dan bewijs vond, kon hij niet anders dan dat vleselijk aangrijpen. Dat heb ik ook nodig. Corona heeft mij cynisch gemaakt. Ik hou me liever afzijdig. Het naderende rijk van de vrijheid zie ik niet en het licht aan het einde van de tunnel lijkt me een zoveelste aanstormende trein. Thomas biedt rust. Omarm het bewijs, steek je vingers in de wonde en laat het je geloof versterken. Dan kunnen wij binnenkort ook verrijzen.