Dertig treden naar de hemel
Geestelijke ladder van Johannes Climacus, topwerk Byzantijnse spiritualiteit
Een van de topwerken uit de Byzantijnse spiritualiteit is het zevende-eeuwse boek De geestelijke ladder, in het Grieks Klimax tou paradeisou, de ladder naar het paradijs. Orthodoxe monniken lezen dat boek nog steeds tijdens de vasten. Over de auteur, Johannes Climacus (‘van de ladder’), tijdgenoot van de islamitische profeet Mohammed, weten wij echter weinig.
Volgens een later geschreven heiligenleven werd Climacus geboren omstreeks 575 en vervoegde hij op zestienjarige leeftijd de monniken in de Sinaïwoestijn. Op zijn twintigste trok hij zich als kluizenaar terug op vijf mijl van het Braambosklooster, waar volgens de traditie Mozes het brandende braambos, God dus, aanschouwde. Veertig jaar lang leidde hij een buitengewoon ascetisch bestaan met amper slaap, hevige worstelingen met demonen, ononderbroken gebed en overvloedige tranen. Op zijn zestigste verkozen de monniken van het Braambosklooster hem wegens zijn spirituele kwaliteiten tot hun hegoemen, geestelijke leider. Hij stierf in 649. Historici vermoeden echter dat Johannes een Griekssprekende christelijke intellectueel uit Gaza was, die pas na de dood van zijn echtgenote monnik werd.
Het heiligenleven schildert Johannes Climacus af als een tweede Mozes die op geestelijke wijze de berg Sinaï afdaalde, als Godsschouwer die ons een nieuwe wijze bracht van navolging, het beschouwende leven. De geestelijke ladder bracht de wijsheid van de woestijnmonniken naar Europa. In de katholieke wereld werd het boek pas tijdens de Contrareformatie bekend en won het vervolgens aan invloed, bijvoorbeeld in de prille trappistenorde. De enige Nederlandse vertaling is van de hand van wijlen priester Paul Gilis, leraar klassieke talen aan het Sint-Pieterscollege in Leuven, die het in 2002 uitgaf bij de benedictinessen van Bonheiden.
Climacus bestempelt zichzelf als een „onverstandige timmerman” [node:field_streamers:0] die met de bijl een ladder hakt. Het hele boek is opgebouwd rond het beeld van een ladder met treden die, zoals de Jacobsladder uit Genesis, tot de hemel reikt. De ladder telt dertig treden, symbolisch getal voor Jezus’ levensjaren.
Een eerste reeks treden drukt de breuk met de wereld uit, met de nadruk op boete en gehoorzaamheid. Dat zijn de wapens van de monnik. De tweede fase bestaat uit de strijd tegen de hartstochten. Elke trede is verbonden met een hoofdzonde en met de deugd die daar tegenover staat. Precies halfweg staat – niet verwonderlijk – de strijd tegen de onkuisheid. Climacus herhaalt beproefde technieken tegen vleselijke lusten: ’s nachts rechtop blijven staan, geen brood eten, overnachten in een graf. De hoogste reeks treden behelzen de verheven stadia van het geestelijke leven, die van innerlijke rust en vrede.
Zegt een kluizenaar van zo lang geleden ons vandaag nog wat? „Bij nader toezien blijkt dat monastieke leven slechts een groot symbool van het leven als gedoopte, van het christenleven”, schreef Benedictus XVI/Joseph Ratzinger, een groot bewonderaar. „Het laat op zekere manier in hoofdletters zien wat wij dag na dag in kleine letters schrijven. Het is een profetisch symbool dat openbaart wat het leven van een gedoopte is, in gemeenschap met Christus, met zijn dood en zijn verrijzenis. Voor mij is het bijzonder belangrijk dat de top van de ladder, de laatste treden, tegelijk de fundamentele, initiële en eenvoudigste deugden zijn: geloof, hoop en liefde.”
Climacus zelf geeft aan hoe ook gehuwden en ‘politiek actieven’ het monnikenleven kunnen leiden: het goede doen, geen overspel plegen, niemand beschimpen of bedriegen, medelijden hebben en niet wegblijven uit de liturgie. Hij reikt ons ook volgende eenvoudige wijsheid aan: „Vergenoeg u met de spijzen die uw vrouw u voorzet.”