‘Diversiteit van talen en culturen is een genade, een anti-Babel’
Op 1 september volgt Luc Terlinden kanunnik Etienne Van Billoen op als vicaris- generaal van het aartsbisdom Mechelen- Brussel. Daarmee wordt hij de rechterhand van kardinaal Jozef De Kesel en een centrale figuur in het veeltalige en verscheiden aartsbisdom. Tijd voor een kennismaking.
Onlangs verhuisde Luc Terlinden, in 1968 geboren in Etterbeek, naar Mechelen, waar hij het huis van wijlen kardinaal Danneels betrekt. „Kardinaal De Kesel liet me vrij om in Brussel te blijven, maar ik kwam graag naar Mechelen om het noordelijke deel van ons aartsbisdom beter te leren kennen”, zegt hij. „Van kiekenfretter ben ik dus maneblusser geworden.” Anders dan zijn baasje beheerst trouwe viervoeter Oscar voorlopig enkel Frans.
– Hoe verliep uw geestelijk parcours?
Zoals stripheld Obelix ben ik op jeugdige leeftijd in de ketel gevallen, maar dan wel in die van het geloof. God geeft ons het geloof, het is aan ons om het aan te nemen. Als een gave kreeg ik het geloof mee, nog meer dan van huis uit. Ik behoor tot de laatste generatie die opgroeide in een christelijke omgeving. Op school en bij de scouts konden we nog priesters ontmoeten. In 1984 trokken we met de scouts naar Rome voor de eerste Wereldjongerendagen, een ingrijpende ervaring. Nadien studeerde ik economische wetenschappen in Louvain-la-Neuve en daar groeide het verlangen priester te worden. Mijn geestelijke begeleider raadde me aan tijd te nemen. Ik behoor ook tot de laatste generatie dienstplichtigen en tijdens de militaire Lourdesbedevaart leerde ik Maria echt als moeder kennen.
– Hoe kwam u ertoe priester te worden?
Toen ik zes was, droomde ik ervan brandweerman, dierenarts of priester te worden. De celibaatsverplichting zat me wel dwars. Na mijn legerdienst gaf ik nog een tijdlang economie, maar plotseling, in 1993, was er een teken om de stap te doen. Het schonk me intense vreugde. Tijdens mijn priesteropleiding liep ik aanvankelijk stage in het decanaat Schaarbeek-Noord, in een buurt waar christenen een minderheid vormen. Ik verwachtte voor een tweede stage naar Waals-Brabant te worden gezonden, maar het werd een parochie in Ukkel, een volstrekt andere wereld dan Schaarbeek.
– U kwam echter niet meteen terecht in het parochiewerk. Waarom niet?
Op mijn achttiende meende ik dat hogere studies niet noodzakelijk waren voor het priesterschap, maar uiteindelijk bleef ik studeren tot mijn zesendertigste. Na mijn priesterwijding in 1999 zond de kardinaal me immers naar Rome om er moraaltheologie te studeren. Ik besef dat er bij ons wel wat vooroordelen bestaan tegenover Rome, maar dat is onterecht. Ik kon er doctoreren op de bronnen van de moraal, over het moderne individu bij de filosoof Charles Taylor en het geweten volgens kardinaal John Henry Newman. Geloof is niet enkel een kwestie van principes, maar geeft kracht en motivatie. Na Rome riep kardinaal Danneels me terug [node:field_streamers:0] naar het parochiewerk. Zeven jaar lang was ik onderpastoor in Louvain-la-Neuve. Daar begonnen we naar Italiaans model een oratorium voor tieners, een naschoolse plek om samen te spelen, te eten en te bidden. Vervolgens werd ik pastoor in Elsene. Dertig talen spreken ze er in de parochie. De diversiteit van talen en culturen is een genade, een anti-Babel.
– Is die veeltaligheid een sjabloon van het diverse aartsbisdom? Pakweg Duffel, Beauvechain of Elsene zijn andere werelden. Bestaat er wel één aartsbisdom?
Ukkel en Molenbeek, zelfs dat is een wereld van verschil. Die verscheidenheid tekent de identiteit van het aartsbisdom, onder meer in de structuur met drie territoriale vicariaten. Officieel is het aartsbisdom tweetalig, in de praktijk veeltalig. En toch zijn er volgens mij niet zoveel verschillen. Die tussen Parijs en Marseille zijn groter, ook al wordt daar dezelfde taal gesproken. In de sociale leer van de Kerk gelden de principes van de subsidiariteit, het meest geschikte niveau gebruiken, zowel als van de solidariteit. Die gaan samen en het beste is een evenwicht te zoeken. In het aartsbisdom betekent dat vooral samenwerking stimuleren.
– U blijft verantwoordelijke van de Franstalige priesteropleiding in het aartsbisdom. Hoe ziet u de toekomst van het priesterschap?
Het priesterschap is allereerst een dienst van eenheid en verzoening aan de gemeenschap. Vandaag delen parochiepriesters hun pastorale verantwoordelijkheid met een gemengd team van mannen en vrouwen. Zelf kan ik bogen op mooie ervaringen met dergelijke teams in de pastoraal. Het is hoe dan ook een verbetering, ook al vereist het voor vele priesters een leerproces. Vandaag zijn er pastoors die een vrouw als hiërarchische overste hebben. Dat brengt ons naar de kern van het priesterschap als teken van Gods Liefde. We leren ook steeds meer dat priesterschap en celibaat niet per se hetzelfde zijn. Ik geloof in de grote waarde van het celibaat, maar we vergeten vaak dat de roeping tot het celibaat een uitzondering is. De media focussen sterk op het celibataire priesterschap, maar onze Kerk heeft in haar schoot diverse roepingen. Het komt nu erop aan samen op weg te gaan.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be