De erfenis van pater Mendel
Tweehonderd jaar geleden werd Gregor Mendel, de vader van genetica, geboren
Precies tweehonderd jaar geleden, op 20 juli 1822, werd de Moravisch-Oostenrijkse augustijner monnik Gregor Johann Mendel (1822-1884) geboren. Als autodidact experimenteerde hij in de kloostertuin met het kruisen van erwten. Door middel van nauwgezette observatie stelde hij een theorie op die we vandaag de drie wetten van Mendel noemen en die de basis legde voor de klassieke genetica. Toen Mendel in 1866 zijn ontdekkingen publiceerde, trokken die weinig aandacht en nadat hij in 1868 tot abt in Brno was verkozen, trok hij zich terug uit de wetenschap. Pas rond 1900 kwam zijn theorie opnieuw in de belangstelling, nadat bij microscopisch onderzoek de chromosomen waren ontdekt, de dragers van de genen, die Mendel de ‘factor’ van de overerving noemde.
Een andere grote stap was de beschrijving van de structuur van desoxyribonucleïnezuur (DNA) in de vroege jaren 1950. In 2003 slaagden genetici er dan in de precieze volgorde van de meer dan drie miljard nucleotiden in kaart te brengen die het menselijke DNA vormen. Mendel opende de weg daarnaartoe.
De Oostenrijkse monnik ontdekte dat de natuur erfelijk materiaal knipt en plakt en met de allernieuwste nieuwe crispr- technologie kan de mens het DNA op een welbepaalde plaats zelf knippen, als het ware met een schaartje. Hoe moeten we aankijken tegen die ontwikkeling? Had Mendel dat voor ogen?
„Alvast in de jaren 1990 waren de verwachtingen over wat toen gentherapie heette groot”, zegt Kris Dierickx, ethicus en hoogleraar aan de faculteit geneeskunde aan de KU Leuven. „Dat is wat getemperd. Nu spreken we over ingrijpen in het genoom met nieuwe technieken als crispr- cas. Er zijn veel toepassingen mogelijk, maar de klinische praktijk, zoals de behandeling van kanker of embryo’s is een ander niveau dan het zuiver wetenschappelijke onderzoek. Mendel was ook niet bezig met mensen, maar met erwten. Op het terrein van plant- en dierkunde zien we vandaag dan ook de grootste veranderingen. Zo [node:field_streamers:0] zou een gemodificeerde malariamug kunnen maken dat de gehele populatie van malariamuggen in enkele generaties tijd onvruchtbaar wordt. Dieren kregen weliswaar een moreel statuut, de mens staat voor velen nog altijd hoger. In toepassingen op mensen is men veel voorzichtiger.”
De voorbije decennia toonde de Europese regelgeving zich streng voor genetische toepassingen. In China gaan ze daar sneller en minder scrupuleus mee om. Toch kreeg wetenschapper He Jiankui drie jaar celstraf omdat hij roekeloos de eerste genetisch geëdite baby’s geboren had laten worden.
„Door de eenvoud en de betaalbaarheid van de techniek is crispr-cas doorgedrongen in zowat elk labo”, zegt Dierickx. „Het aantal wetenschappelijke publicaties erover neemt met duizenden toe. Crispr lijkt op het corrigeren van een tekst, waarbij synthetische ‘gidsmoleculen’ een woordje wijzigen. Maar bij veel aandoeningen spelen verscheidene genen een rol en het is nog niet te koop voor een behandeling. Moeten we er bang voor zijn? Ik ben optimistisch, zolang er maar controlemechanismen gelden. De ontwikkeling van de vaccins tegen het coronavirus heeft ons geleerd hoe belangrijk het is om daarover transparant te communiceren naar de brede bevolking.”
Verandert de ontdekking van de bouwstenen van het leven ons mens- en wereldbeeld? „Een meer dan pertinente vraag”, besluit Dierickx. „Amper twintig jaar na de herontdekking van Mendel werd de eerste wetgeving ervoor ingevoerd. Wat toegepaste ethiek betreft, zijn we nu beslist vergevorderd. De Vaticaanse instructie Dignitatis personae uit 2008 acht sommige therapeutische toepassingen toegelaten. Maar wat met gameten, de oorsprong van het leven? Controle van de gevolgen van ingrepen daarop zal generaties in beslag nemen. Ook voor de theologie roept de ontwikkeling in de genetica fundamentele vragen op. Wat is schepping? Wat is ons beeld van de scheppende God?” Gregor Johann Mendel laat ons dus een hele erfenis na.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be