‘Het geloof is als een handrem’
Een groot schilderij trekt het vlakke land van Vlaanderen naar binnen. „Als ik ooit zou terugkeren naar Italië, zou ik het meenemen”, vertelt Rocco Granata. Als tienjarige ging hij zijn vader achterna die hier in de mijnen kwam werken. Inmiddels een tachtiger, woont hij nog steeds hier. „Wanneer ik hier ben, heb ik heimwee naar Italië. Ben ik daar, dan heb ik heimwee naar België.”
Bij het koffiezetten neuriet hij. Voortdurend worden in zijn hoofd nieuwe wijsjes geboren. Optreden doet Rocco Granata (83) niet meer, liedjes schrijven en componeren nog wel. „Ik pen ze neer, werk er nu en dan aan, maar dan bedenk ik: ‘Waarom doe ik dat nog?’ Wat later zet ik me er toch weer aan.” Hij opent de dictafoon op zijn smartphone. „Kijk, 121 aanzetten voor liedjes.” Hij klikt het ene na het andere aan en zingt mee met zijn typisch hese stem. Het duet ‘Ik deed mijn best, mijn beste best. God deed de rest’ met een van zijn kleinkinderen beroert hem tot tranen toe.
– ‘Ik deed mijn best’ kwam enkele jaren geleden uit. Is het een terugblik op uw leven?
Ja. Ik heb mijn best gedaan, mijn hele leven lang, en ik werkte hard, God deed altijd de rest. Ik weet me gedragen door God. God geeft elk mens een talent. Iedereen kan wel iets goeds. Volgens mij moeten ouders hun kinderen wel de goede weg opzetten, maar mogen ze hen niet pushen in een of andere richting. Dat is aan de kinderen zelf. Iedereen heeft zijn talenten en die komen uiteindelijk bovendrijven. Je moet erin blijven geloven.
Toen ik als tiener accordeonles volgde, verslond ik mijn lesboek notenleer. Met het boek op mijn fietsstuur studeerde ik de noten in. Meermaals ben ik gevallen omdat mijn wiel blokkeerde in de tramsporen.
– Erin blijven geloven en hard werken?
Dat ook. Toen ik mijn eerste plaatje uitbracht, geloofde geen enkele platenfirma in me. Overal ging ik langs, overal werd ik afgescheept, maar ik zette door. Het was hard, maar het leidde ertoe dat ik mijn eigen platenfirma oprichtte. Zo zie je maar dat uit iets wat op het eerste gezicht lijkt tegen te zitten op lange termijn toch iets positiefs kan voortkomen.
Ik speelde zo goed accordeon dat mijn muziekleraar me aanspoorde een betere aan te kopen. Bij Fiocchi in Brussel zag ik de accordeon van mijn dromen in de etalage. „Jij bent Italiaan”, merkte Fiocchi op. „Speel eens wat.” Hij nam de accordeon uit de etalage en ik deed wat hij vroeg. „Tjonge, jij kunt goed spelen”, zei hij verrast. „Kun je dat instrument wel betalen?” Ik schudde het hoofd. „Ik heb mijn oude accordeon bij me om te ruilen,” zei ik, „en nog enkele duizenden frank, de rest zal ik afbetalen. Mijn mama zal wassen voor de mijnwerkers, 2 frank voor een onderbroek, 7 frank voor een hemd.” Toen begon Fiocchi te wenen. „Neem hem maar mee, ik geloof je.” Ik trad op met die accordeon en betaalde hem af.
– Is geloof een leidraad voor u?
Ik ben katholiek. Ik respecteer iedereen die gelooft, maar ik zeg hun niet wat iemand moet geloven. Wie gelooft, heeft echter een hart voor liefde, want God is Liefde. Wanneer ik iemand in de gracht zie liggen, kan ik niet aan hem of haar voorbijlopen. Dan stop ik en help ik.
Gelovig zijn betekent dat je anderen wilt helpen en niemand kwaad wilt doen. Geloof is als de handrem in je wagen. Hij behoedt je voor gevaarlijke situaties. Wanneer je in de richting [node:field_streamers:0] van een slechte daad wordt gedreven, stop je en trek je aan de handrem.
Eén keer trok ik mijn handrem niet aan en dat vergeet ik nooit meer. Eén keer beging ik een grote zonde en dat draag ik nu nog mee. Toen ik als kleine jongen eens naar de bioscoop ging, liet iemand in de rij voor me een briefje van 500 frank vallen. Ik raapte het op en wilde het teruggeven. Ik trok toen niet de handrem aan en dat ben ik nooit vergeten. Thuis verstopte ik het geld en later ging ik biechten. Telkens mama me om een boodschap stuurde, gaf ik haar wat meer wisselgeld terug. „Hoe kan dat nu?”, vroeg ze me. „De winkelbediende vergiste zich waarschijnlijk en gaf wat te veel terug”, antwoordde ik dan maar. Zo geraakte ik langzamerhand die 500 frank kwijt. Niet 1 cent gebruikte ik voor mezelf. Het was een lange periode van boete doen.
– U ontmoette paus Franciscus. Was dat een jongensdroom die werkelijkheid werd?
Mijn hele leven al volg ik onze pausen. De huidige is een formidabele man. Net als ik is hij de zoon van een Italiaanse emigrant. Dat schept een band. Paus Franciscus komt op voor de mensen in armoede en vraagt aandacht voor de vluchtelingenproblematiek. Dat doet me wel wat.
Elke nacht slaap ik in mijn warme bed en dan denk ik aan die miljoenen vluchtelingen die armoede en oorlog ontvluchtten en aan die miljoenen daklozen die in weer en wind op straat leven, angstig en verkleumd. Dat blijft door mijn hoofd spoken. Waarom kan er niet worden ingezet op vrede en stabiliteit in hun thuislanden, zodat ze die risico’s niet hoeven te nemen en hun familie en vaderland niet hoeven achter te laten? Want dat doet toch niemand graag.
– Moet een liedje mooi klinken?
Een liedje moet een verhaal vertellen, het moet écht zijn, het moet vertolken wat je voelt. Ik schrijf vanuit mijn hart, voor mijn publiek. Ik wil hen entertainen en blij maken.
Wanneer ik optreed, wil ik zelf niet in de spotlights staan. Ik vraag steeds de spots op het publiek te richten, want ik wil hun gezichten zien wanneer ik zing. Wanneer ik tweehonderd mensen blij kan maken, ben ik gelukkig. Soms zie ik een bedrukt gezicht. Dat is het leven, je kunt niet iedereen gelukkig maken. Of iemand die op zijn horloge kijkt. Dan denken we meteen het slechtste: „Oh, die man of vrouw verveelt zich…” Maar wie weet, checkt die net de tijd in de hoop dat het concert nog lang niet voorbij is. Al te vaak hebben we al te snel een oordeel klaar.