De geur van kelders en zolders
Kelders en zolders delen dezelfde geur, de geur van ontkenning. Het zijn plaatsen waar je onnadenkend dingen dumpt waar je geen raad mee weet. Dingen die je niet kan wegdoen en ook niet echt kan houden. Iets ertussenin. Schemerdingen. Langzaam maar zeker vullen kelders en zolders zich met de schemering van je leven. Natuurlijk is het dát wat kelders en zolders vagelijk angstaanjagend maakt, niet de duisternis of de spinnen. Vooral voor kinderen die als sponzen absorberen wat hun ouders ontkennen. Maar ook voor volwassenen.
Het is voor alle duidelijkheid geen geur van verval en dood. En ook geen minerale geur van iets dat nooit geleefd heeft. Hij doet aan paddenstoelen denken. Verontrustend levend, lichtjes afstotelijk, maar tegelijk aanlokkelijk. Hij is zwanger van het vermoeden dat je maar met het topje van de ijsberg leeft en dat daaronder iets woekert dat je nooit zal overzien.
De dingen die je opbergt in kelders en op zolders gaan niet dood. Ze leven een parallel leven dat naast je officiële leven verder loopt. Hoewel veel trager. Het leeft, maar ontwikkelt zich niet. Open je later de dozen, dan waait je verleden je adembenemend tegemoet, precies zoals het was voor de ontkenning.
Aan dat openen is niet te ontkomen. Wat je ooit zo onnadenkend in de diepte of de hoogte hebt opgeborgen, moet je ooit weer opnemen.
Dat gebeurt meestal aan het einde van een lange vakantie. Alles is gedaan wat je wilde en moest. Nu daalt over jou een vage verontrusting. Door de kieren van je actieve leven gloort het grote niets. Ik zou het met hoofdletters schrijven als ik dat geen heiligschennis vond.
Dan sta je op een namiddag plotseling op uit je vergeefse verpozing en zeg je tegen je huisgenoten: Nu ga ik maar eens de kelder (of de zolder) opruimen. Natuurlijk kijken ze elkaar verbijsterd aan en houden ze op waar ze mee bezig waren. Het zal niet lang duren voor ook zij de trap afdalen of opstijgen. Dan zullen ze rond je drentelen, aangetrokken door het verontrustend fascinerende.
Dit is de truc om kelders en zolders op te ruimen. Trek niet te veel dozen open en ga niet in op details. Nu is niet het moment om de geheimen van je leven te verwerken. Breng alleen structuur aan in je schemerleven. Schrijf op de dozen wat er in zit. Schik alles in een rek of een afgeschreven kast. Zorg voor een lege tafel met een stoel en een lamp waar je later kan terugkeren voor dat andere opruimen.
Dat vertrekt van een andere instelling. Het andere opruimen werkt niet als je wegloopt voor het grote niets in een dwaze opruimwoede. Je moet stevig in je schoenen staan en standvastig zijn om dozen te openen en hun onbewuste inhoud op te nemen. Bij dat werkje moet je het grote niets toelaten als een welkome gast die over je schouder meekijkt. Nee! Als een trouwe vriendin die naast je zit. Wanneer je dan naar adem snakt, moeten je haar vragen: Is dit misschien iets voor jou? Wil je het graag hebben? En dan eerlijk luisteren of iets echt weg mag of alsnog in het heden opgenomen moet worden.