Ik ging op vakantie ... in een kluizenarij
Op de treinweg terug naar huis lachen we er smakelijk om. De vragen van collega’s, vrienden of familie liggen voor de hand: Hoe was je vakantie? Mooi weer gehad in Italië? De antwoorden iets minder: Wel, soms ja. We zaten in de bergen en daar was het bij momenten bar koud. Op één haardvuur in de eetplaats na, was er ook geen verwarming en geen warm – laat staan stromend - water in de douche… Maar we kregen het wel warm door het harde werk in de tuin, die eigenlijk eerder nog te ontginnen grond bleek te zijn. Het zal je vakantie maar zijn! En toch …
Toon is gezet
Daar staan we dan, met zijn elven ’s morgens vroeg in het station van Brussel-Zuid om per trein richting Italië te sporen. Ergens op een berg in Umbrië wacht een wat eigenzinnige kluizenaar op ons. Met elke overstap laten we de drukte van de bewoonde wereld verder achter. De sfeer in de groep is geestig en hartverwarmend. Als een minibusje ons aan de voet van de heuvel afzet, gaan we het laatste stuk op eigen kracht ...
Nog voor we ons onderdompelen in de primitieve eenvoud van kluizenarij La Romita, botsen sommigen onder ons op hun ‘eigen armoede’.
Ook ik moet even slikken bij de stevige klim. Mijn lichaam protesteert na maanden van hard werken en te weinig beweging! Het is confronterend, maar de helpende handen uit de groep, die vrolijk maar geduldig wacht tot iedereen weer mee is, doen wonderen. Een flink uur wandelen we samen het knarsende poortje van La Romita door. Catharina, een jonge vrouw die de kluizenaar al bijna een jaar vervoegt, wacht ons op en groet elk van ons persoonlijk. Drie pluizige wolfachtige honden hollen ons tegemoet. Wat een onthaal!
Leven in kluizenarij La Romita
Ons ochtendgebed gonst vanaf dan elke morgen door het kerkje van de kluizenarij. Om 6.30 zitten we daar elke dag trouw op post, nadat een zingende Catharina en blaffende honden ons wekten bij zonsopgang. Na een stil ontbijt ploeteren we ons door het tuinwerk van de voormiddag. Onkruid wordt gewied, ruwe grond ontgonnen en klaargemaakt voor een nieuwe teelt. Het werk warmt onze verkilde spieren op. Net zoals de zon, wiens warmte ik nooit eerder zo bewust ervoer.
Als een tochtgenoot ons van op het balkon liederen toezingt terwijl we zwoegen in het prachtig mistige landschap, meen ik toch even een glimp van het paradijs op te vangen.
Dat paradijs moet ook broeder Bernardino gezien hebben toen hij in een visioen de kluizenarij die al twee eeuwen tot ruïne vervallen was, weer tot leven had zien komen. De stenen riepen hem toen hij de plek voor het eerst bezocht. Toen hij nog diezelfde dag de eigenaar contacteerde om dat te vertellen, antwoordde die simpelweg: Eindelijk, we hebben op je gewacht. En zo werd La Romita, een met bomen, planten en dieren overwoekerde ruïne, met vallen en opstaan en vooral ook met veel genade nieuw leven in geblazen.
Als een echte Franciscus bouwde Bernardino het kerkje, het klooster en de kluis weer op.
Als je geroepen wordt, moet je gaan in vertrouwen, drukt hij ons op het hart. Ook door de eenzaamheid heen die dat soms met zich meebrengt.
Eenzaam voelen we ons in la Romita in elk geval niet. De ‘ora en labora’ wordt door allen samen gedragen, ieder naar zijn mogelijkheden en aanvoelen. Maar ook de indringende koude en het gebrek aan individuele kamers brengen ons onverhoeds dichter bij elkaar. Het valt me op dat ik lang niet meer zoveel gelachen heb op één week tijd.
Waarom toch vrijwillig kiezen voor ontbering?
Niet zelden moet ik aan Franciscus en Clara denken bij zoveel kleine momenten van ontbering, min of meer vrijwillig gekozen. Want meer nog dan naar de afzondering en de stilte, brengen deze kluizenaarsdagen ons dichter bij het ervaren van wat armoede kan zijn. En die ervaring heeft voelbaar het meeste impact op de kwetsbaarsten in de groep.
Hoewel ze hun leven op armoede schragen, verheerlijken Franciscus en Clara gebrek of ontbering niet.
Waar gaat het dan wel om, vraag ik me meermaals af? Ik denk terug aan het moment waarop ik met mijn rugzak de sterke klim tot boven aan de kluizenarij moest staken. Een fitte tochtgenote moedigde me aan mijn rugzak achter te laten. Ik keer wel even terug om hem op te pikken als we boven zijn, zei ze. Verderop werd de bagage van iemand anders verdeeld en met de nodige mankracht dapper naar boven gedragen.
Armoede gaat niet enkel om gebrek, besef ik. Voor mijn ogen zie ik hoe ze zich tot een kracht ontpopt die mensen aan elkaar toevertrouwt. Iets wat ons vermoedelijk totaal ontgaan zou zijn als we de bagage naar boven hadden laten brengen met de 4x4, als we elk onze eigen kamer zouden gehad hebben en warm water en verwarming bij de vleet.
Nu zijn we plots weer op elkaar aangewezen. Dat is misschien die 'heilige armoede’ waar Clara en Franciscus over spreken.
Telkens als ze ons teveel wordt en we in nood geraken, worden we geconfronteerd met onze menselijke kwetsbaarheid en behoeftigheid. Een gegeven dat we vaak liefst ver van ons afduwen. Maar telkens reikt de armoede ons daardoor ook juist de hand. Ze nodigt ons uit om ons te durven toevertrouwen en onze noden kenbaar te maken. Zo kunnen we weer elkaars naaste worden, ontvankelijk worden voor elkaar en elkaar dragen waar het nodig is.
Wat een rijkdom!
Samen vrijwillig een beetje armoede beleven tijdens welverdiende vakantiedagen… Hoe vreemd het als keuze ook mag klinken, het doet iets met een mens. Het werpt je niet alleen terug op de naasten met wie je dit samen beleeft, maar ook op jezelf. Ik voel hoe de ervaring me almaar meer naar binnen trekt, naar mijn eigen kwetsbaarheid. En vandaaruit ook naar wat wezenlijk is, naar wat houvast biedt van binnenuit om dat stukje armoede te dragen. Om je vervolgens ook daaraan, vanuit een zich steeds dieper nestelende ontvankelijkheid, een beetje meer over te geven … in vertrouwen.
Wat een rijkdom!
De kluizenaarsdagen in La Romita waren een initiatief van TAU, de franciscaanse beweging waar Babs Mertens werkt. Ontdek TAU op Kerknet.