Hoe God zelf worstelde met het woord #dagvanhetwoord
Daarna zei Jezus: ‘Waarmee zal ik Gods nieuwe wereld vergelijken? Waar lijkt die wereld op? Gods nieuwe wereld lijkt op een mosterdzaadje. Iemand zaait zo’n klein zaadje in zijn tuin. Het zaadje groeit en wordt een boom. En in de takken van de boom bouwen vogels hun nest.’
Jezus zei weer: ‘Waar lijkt Gods nieuwe wereld op? Gods nieuwe wereld lijkt op gist. Een vrouw doet een klein beetje gist bij een grote zak meel. Daardoor verandert al het meel.’
Ongedurig vragen
Waarop lijkt het leven met God? Waaraan kan ik het herkennen? Dat vraag ik mij ook wel eens af. Het goddelijke en het menselijke zijn in het leven onherroepelijk vermengd. Als koffie met melk. Zelfs als ik hartstochtelijk ernaar verlang om te leven met God, ben ik nooit helemaal zeker dat ik op Gods golflengte zit. Geloven blijft een ongedurig vragen. Ik herken iets van mijn eigen ongeduld in dit stukje Evangelie. Het beeld van de mosterdboom is nog niet helemaal doorgedrongen of de vraag wordt al herhaald: Waar lijkt Gods nieuwe wereld op? Ja, waar lijkt het eigenlijk op?
Van de antwoorden naar de vrager
In mijn ongeduld kijk ik meestal meteen naar de antwoorden: de beelden van het mosterdzaadje en de gist. Maar laat ik voor de verandering eens stilstaan bij de vraag en degene die de vraag stelt.
‘Daarna zei Jezus: ‘Waarmee zal ik Gods nieuwe wereld vergelijken? Waar lijkt die wereld op? … Jezus zei weer: ‘Waar lijkt Gods nieuwe wereld op?’
Hier is toch de mensgeworden God aan het woord. Ik stel mij voor dat Hij wel weet wat zijn nieuwe wereld is en dat Hij die mij ook wel kant-en-klaar had kunnen geven. Waarom die omweg door de taal, door de beeldspraak? Waarom al die moeite? Zijn moeite om te formuleren, mijn moeite om Hem te verstaan.
Verbijsterend dat God zelf zich een weg heeft moeten banen doorheen het taaie van de taal. Stamelend. Beelden stapelend.
Omweg van het verlangen
God verkiest niet zomaar de beeldspraak boven letterlijkheid om mij zijn meest intieme leven mee te delen. Het moet zijn dat de omweg en het uitstel van de beeldspraak nodig zijn.
Beeldspraak is de taal van het verlangen. Het onthult en het bedekt tegelijk.
Het licht een tipje van de sluier op, zonder de sluier helemaal weg te nemen. Beeldspraak is verwant aan verleiding en erotiek. Afstand en verhulling doen meer verlangen naar de geliefde dan totale beschikbaarheid. Door zich in beeldspraak te hullen, wekt God mijn verlangen. Hij hoopt dat ik Hem even ongedurig zal zoeken als Hij mij. Even vurig als de bruid in het Hooglied, de moeder van alle liefdesliederen:
’s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
Laat ik opstaan, rondgaan in de stad,
laat ik in de straten, op de pleinen,
zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
Hooglied-3:1-2
Omweg van de wegschenkende liefde
De omweg van de beeldspraak dient de liefde nog op een andere manier.
Door zich in beeldspraak te hullen, belet God dat ik Hem in bezit neem. Nooit kan ik zeggen: ‘Zo is God en niet anders!’ Hij heeft er zelf over gewaakt dat alles wat ik over Hem kan zeggen alleen maar bij benadering is. Het lijkt er alleen maar een beetje op. Als ik over Hem spreek, kan ik alleen maar stamelen. Net als Hij.
Er is geen liefde mogelijk als de een de ander in bezit neemt of als de een totaal door de ander gekend wordt. Dan is elke relatie overbodig.
Dan wordt de een tot de ander gereduceerd. Mijn partner liefhebben betekent haar anders-zijn respecteren, aanvaarden dat zij een ongekend mysterie voor mij blijft. Maar wel een mysterie waar ik mij naar toewend, waar ik benieuwd naar ben. Echt liefhebben betekent ook: willen dat de ander meer zichzelf wordt, in plaats van meer zoals ik. Dat is zo tussen mensen en tussen de mens en God.
Misschien eindigt het Hooglied daarom zo paradoxaal. Acht hoofdstukken lang hebben de bruid en haar geliefde hartstochtelijk naar elkaar verlangd — in de allerlaatste zin stuurt ze hem weg!
Ga nu van mij weg, mijn lief!
Spring als een gazelle,
als het jong van een hert
over de bergen vol balsemkruid.
Hooglied-8:14
Als je God vindt tussen de regels van die verbijsterende Bijbel, mag je hem zó wegzenden. Om God God te laten zijn. En als Hij jou vindt tussen de regels van je leven, zendt Hij jou zó weg. Om jezelf te zijn. Ja, dat moet wel liefde zijn.