Hosanna, palm en ezelsveulen
Met het feest van Palmzondag begint de Goede Week. Wat vieren we die dag?
Ook in tijden van ontkerkelijking houden heel wat mensen eraan op Palmzondag een gewijd palmtakje te bemachtigen. Mandjes met palmtakken dienen dan ook te worden bewaakt, want sommigen graaien er bussels uit voor de hele buurt. Eens het takje bemachtigd, is de rest van het liturgische feest niet meer zo belangrijk, lijkt het. Al draait Palmzondag – ook Palmpasen genoemd – niet om die takjes als zodanig. Ze verwijzen naar Jezus’ intocht in Jeruzalem en daarom is het wel te doen. Immers, het volk kwam Hem vanuit de stad tegemoet, wuivend met palmtakken.
Althans, zo gaat het verhaal bij de evangelist Johannes. Eigenlijk is hij de enige van de vier evangelisten die spreekt over palmtakken in zijn versie van het intochtverhaal. Bij Mattheus braken wel velen uit het volk „takken van de bomen en spreidden die uit op de weg” en volgens Marcus spreidden de mensen „takken met bladeren uit, die ze in het veld afhakten”. De evangelist Lucas, daarentegen, vermeldt helemaal geen takken.
Marcus, Mattheus en Lucas (maar niet Johannes) zijn het er wel over eens dat er alvast mantels op de grond werden gelegd waar Jezus overheen kon rijden. Daarin kunnen we een verwijzing lezen naar het Tweede Boek Koningen, waarin wordt verteld hoe de bevelhebbers van het leger ogenblikkelijk hun mantels uitspreidden voor Jehu toen zij vernamen dat hij net tot koning was gezalfd.
Ook op andere punten verschillen de versies van de vier evangelisten. Op welk dier reed Jezus de hoofdstad binnen, bijvoorbeeld? Volgens Lucas was het een veulen. Bij Marcus betreft het een veulen van een ezelin. Mattheus haalt er zowel de ezelin zelf als haar veulen bij, terwijl Johannes het heeft over een ezeltje. Zowel Johannes als Mattheus citeren daarbij uit het negende hoofdstuk van de oudtestamentische [node:field_streamers:0] profeet Zacharia, wiens profetieën en visioenen duidelijk maken aan de Joden die uit de Babylonische ballingschap waren teruggekeerd dat God weer bij hen wil wonen in Jeruzalem: „Juich, vrouwe Sion; Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.”
Hoe dan ook, het was geen paard of een strijdwagen, zoals het een wereldse koning zou betamen, waarmee Jezus ten tonele verschijnt. Hoewel Hij uit het geslacht van koning David komt, zoals Marcus en Mattheus bij deze gelegenheid nog even laten verstaan, is Jezus een (toekomstige) koning van een andere orde: een vredevorst, een dienaar, gekomen uit den hoge.
Het meest typische palmzondagwoord, ‘hosanna’, dat ‘red ons’ betekent, vinden we tweemaal terug in de versies van Marcus en Mattheus, één keer in die van Johannes. Ook hier is Lucas het buitenbeentje. De wending „Gezegend de Koning die komt in de Naam van de Heer!”, zoals ze bij Lucas klinkt, maar die ook voorkomt bij de drie anderen, is dan weer een weerklank van het vers 26 van psalm 118.
De liturgie van Palmzondag bevat niet enkel de palmwijding en het verhaal van de intrede, maar ook het zogeheten lange evangelie. Naast ‘Palmzondag’ en ‘Palmpasen’ heet de dag waarmee de Goede Week begint ook ‘Passiezondag’. Dat Jezus de hoofdstad Jeruzalem als een koning binnentrekt en vervolgens nog eens kordaat orde op zaken stelt in de tempel door de verkopers eruit te gooien – behalve bij Johannes, die Jezus dat al bij een eerder bezoek aan Jeruzalem liet doen – zet immers de beweging in gang die zal uitmonden in zijn lijden en sterven aan het kruis. Op Palmzondag blijft dat einde evenwel open.