‘Een klooster is geen parallel universum’
Voor seculiere tijdgenoten staat ‘trappist’ voor bier, maar in wezen gaat het om een cisterciënzermonnik. Vlak voor de veertig- dagentijd verkoos het generaal kapittel van de trappistenorde in Assisi de Nederlander Dom Bernardus Peeters, abt van Koningshoeven bij Tilburg, tot abt-generaal.
Wellicht is Koningshoeven in Berkel-Enschot atypisch voor een trappistenabdij. Het centrum van de stad Tilburg ligt op een steenworp afstand en ook de snelweg is vlakbij. Op vraag van de plaatselijke geloofsgemeenschap stichtten de monniken van de Franse Katsberg hier eind negentiende eeuw een klooster. De in 1968 geboren monnik Bernardus Peeters was er zestien jaar lang abt. „Tussen stad en platteland is stilte kostbaar”, zegt hij.
– Wat doet een abt-generaal van de trappisten?
Zijn belangrijkste taak is het bezoeken van de trappistenhuizen, die alle autonoom zijn. Aldus schept hij een band van eenheid. Ook verzekert hij de band tussen de orde en de universele Kerk door contacten met de Heilige Stoel. Daarnaast is hij ook bemiddelaar in conflicten.
– Hoe is het gesteld met de trappisten?
Het kan vriezen en het kan dooien. Goed en ook weer niet. Momenteel tellen we 199 gemeenschappen in 44 landen. De voorbije twintig jaar zitten wij onmiskenbaar in een overgangssituatie: van omvangrijke en sterk agrarische gemeenschappen naar kleinere groepen die meer gemeenschap vormen. Leven van het werk van onze handen – een van onze pijlers van onze orde – is ingrijpend veranderd. Nog maar weinig kloosters leven van landbouw of veeteelt, een betekenisvolle verschuiving. Om te kunnen leven is industriële schaalvergroting vereist. Wel blijven we altijd iets hebben met voeding of drank. De orde nam ook de tijd om de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie door te voeren. Onze constituties dateren pas van 1991, maar er is al een volgende stap nodig.
– Hoezo?
Wij zijn een van de weinige kloosterorden van mannen zowel als vrouwen. Dat is altijd zo geweest, maar wat betekent dat? Tijdens het kapittel kwam de rol van onze zusters ter sprake. In hun abdijen is de toezichthouder een abt, een man. De abdis van het stichtende klooster is niet van tel. Nu menen we dat abdissen ook dat recht moeten hebben. Een andere kwestie is de leefbaarheid. Tijdens de voorbije kapittels moesten we steevast kloosters sluiten wegens geen toekomst meer. Het roepingenprobleem heeft echter altijd te maken met onderliggende kwesties. Monniken blijven mensen. En dan is er de globalisering. In Zuid-Amerika hebben we zelfstandige, goed functionerende huizen. In Afrika zijn we jong en komen kloosters pas nu uit hun stichtingsfase. Interculturaliteit houdt in dat het monastieke leven moet wortelen in de plaatselijke cultuur. Vooral de zusters doen het in Afrika goed.
– U [node:field_streamers:0] trad zelf in op uw achttiende. Raadt u dat nog iemand aan?
Samenleving en Kerk zijn ingerijpend geëvolueerd, terwijl een achttienjarige dertig jaar geleden een helder traject voor ogen stond. Ik kwam uit een klein Zuid-Limburgs dorp waar de tijd achterliep en in Koningshoeven kwam ik zowaar terecht in een meer open milieu. Dat zou nu niet meer kunnen. Een klooster is geen parallel universum. Als abt probeerde ik verbinding te zoeken met de Kerk en de samenleving, uit te zoeken hoe ons charisma hier en nu vorm kon krijgen. Ik geloof niet dat het cisterciënzerbestaan statisch is. Dat is een romantisch ideaal. Nu moeten er andere antwoorden worden gezocht op de vraag hoe we trouw kunnen blijven aan onze kern. Stilte is daarbij ons handelsmerk. Echte ontmoeting met God, met jezelf en met de ander gebeurt in stilte.
– Voor kardinaal Jozef De Kesel zijn de in 1996 vermoorde trappisten van Tibhirine „een paradigma voor wat de Kerk kan zijn”. Geldt dat ook voor uw orde?
Tibhirine was een kleine gemeenschap in een achristelijke omgeving. Meer dan samenleven, zonder ophef, deden de broeders daar niet. Ook in onze streken is dat een paradigma voor de Kerk. Niemand zit nog te wachten op de woorden van de Kerk. Wel kunnen we ons samenleven tonen, met alle vreugde en lasten. Monniken zijn zoekers. De film over Tibhirine, Des hommes et des Dieux, toont tot in de kleinste details wat het monnikenleven is. Hier in de abdij zijn we nu met negentien, dat zijn evenveel verschillende karakters. Zo’n kleine gemeenschap vind ik een voordeel, want we moeten het doen met elkaar, 365 dagen lang. Vroeger konden ze samenleven met wel 150 monniken, maar dat is vandaag onmogelijk.
– Waarom koos het kapittel voor een abt uit Nederland, toch een van de meest ontkerkelijkte landen?
Het voordeel van de Kerk in Nederland is dat ze net een stapje voor is. Bij ons sloeg de vergrijzing in het religieuze leven al jaren geleden toe. Trappisten in Nederland en Vlaanderen zochten al oplossingen terwijl dat proces elders nu pas bezig is. Men koos dus voor iemand die daar al doorheen is gegaan.