Luc Appermont: We hebben ook veel te danken aan de Kerk
‘Een glas water graag’, antwoord ik op zijn vraag of hij me iets kan aanbieden.
‘Drinkt u dan geen koffie?’ Ik ontwaar een lichte teleurstelling in zijn stem.
‘Toch wel, maar die wordt koud terwijl ik notities neem.’
Hij knikt begrijpend.
‘Weet u, ik zeg vaak dat ik een prima butler zou geweest zijn. Ik heb altijd een dienende taak willen uitoefenen. Mijn moeder zei steevast: Je bent een engel op straat, maar een duivel in huis.’
Hoezo?
‘Als middelste van vijf kinderen was ik behoorlijk onhandelbaar. Ik vond mijn plek thuis niet en trok de straat op, naar mijn vrienden. De middelste valt er vaak wat vantussen, wordt wel eens gezegd. En dus zocht ik mijn portie aandacht elders: in de jeugdbeweging, het koor, een cabaretgroep … Het onderwijs sprak me aan, maar ik droomde er al van jongs af aan van te entertainen. Ten dienste van het publiek.’
U bent 73 jaar, maar nog steeds druk aan het werk. Hoe kijkt u aan tegen ouderdom?
‘Ik ben nooit sterk met leeftijd bezig. Natuurlijk is mijn partner, Bart Kaëll, elf jaar jonger. Ik ben nog steeds graag actief. Niet dat ik wil sterven op het podium, maar zolang mijn gezondheid het toelaat en ik prima werk lever, wil ik doorgaan. Ik heb geen angst om ouder te worden. Ouderdom is een begrip dat ons sterk wordt opgedrongen. Waarom zouden we als ouderen geen actieve rol meer kunnen spelen op het podium, in de media, in de samenleving? Vergeet niet dat ons land meer dan 2,5 miljoen 65-plussers telt. Hebben wij/zij niet evenveel recht op een eigen zender en eigen programma’s als wie naar StuBru luistert? Men heeft de mond vol van diversiteit. Wel, wij maken toch ook deel uit van de samenleving?
Vandaag moet het almaar jonger en jongst zijn, terwijl het leven steeds een samenspel is van verschillende generaties.
Ik heb mijn grootouders weten sterven in ons huis. Vroeger was het niet meer dan normaal dat drie generaties onder één dak leefden. En wij waren niet bemiddeld. Als middelste van vijf kinderen droeg ik de kleren af van mijn grote broers. Mijn eerste lange broek kreeg ik pas toen ik vijftien jaar was. Maar ik heb dat nooit ervaren als een tekort.’
U bent katholiek opgevoed. Speelt geloof nog een rol in uw leven?
‘Mijn moeder kwam uit een gezin met drie kinderen, haar broer was priester, haar zus non. Ze was superkatholiek. Ze zond me naar het Kleinseminarie in Sint-Truiden. Ik was er zo ongelukkig dat ze me er na twee jaar weghaalde. Ik was misdienaar, voorlezer, koorknaap … Ik doorliep het hele parcours. Om halfzeven ’s ochtends stond ik paraat voor de eerste mis en las ik voor. Ik maalde er niet om dat het zo vroeg was. Toen al had ik het performen in me.
Ook al ben ik niet meer praktiserend, toch wil ik graag kerkelijk begraven worden. Ik heb veel respect voor de rituelen en het geloof dat onze contreien cultureel bepaald heeft.
Ik draag die christelijke waarden nog steeds mee. Het zit in onze genen.
Tegelijk is het een vorm van respect voor wat er dankzij het katholieke geloof verwezenlijkt is in deze wereld.
Hoe je het draait of keert, we hebben vandaag heel wat te danken aan de Katholieke Kerk. En daarvoor zie ik maar weinig erkenning. Natuurlijk zijn er zaken gebeurd die niet door de beugel kunnen, maar al te vaak wordt dat te eenzijdig beoordeeld. Kijk naar de vele missionarissen en zusters die hun leven hebben gegeven in de missies, die daar met hart en ziel lesgaven of in de ziekenzorg werkten. En ja, er zal uitbuiting en misbruik geweest zijn, maar evenzeer was er vorming en opleiding. Het is niet allemaal zwart-wit. Vandaag wordt er veel te sterk gepolariseerd. We hebben nood aan nuance in de berichtgeving.’
U hebt veel respect voor het geloof, en toch praktiseert u niet meer. Waarom?
‘Ik heb vooral een probleem met macht en opgelegde regels. Ik heb moeite met de onfeilbaarheid van de paus. We zijn allemaal maar mensen. We hebben allen onze tekortkomingen en kleine kantjes. Ik heb het dan ook moeilijk met het toekennen van almacht aan personen of functies.
Als kind van tien of elf had ik ooit een discussie met mijn moeder. Ze had een geschil met de buren over de haag. Ze was erg boos en droeg me op: ‘Vanaf nu spreek je niet meer met de buren.’ Ik begreep het niet. Ik liep er vaak binnen en deed ook boodschappen voor hen. Het waren oudere mensen. ‘Maar mama,’ reageerde ik, ‘je bent toch katholiek. We leerden toch over naastenliefde en elkaar vergeven?’ Waarop ik een mep om de oren kreeg. Ze werd boos omdat ik haar confronteerde met haar onmacht. Of je nu paus bent of wie of wat ook, je hebt die kantjes in je. Meet je dus geen grootheid of ongenaakbaarheid aan omdat je een bepaalde functie hebt of een bekende persoonlijkheid bent. Ik geloof niet in macht. Niet in het antwoord ‘daarom’ op een vraag naar het waarom.’
Bidt u wel eens? Een schietgebedje voor u het podium betreedt?
(lacht) ‘Nee, dat niet. Voor het slapengaan prevel ik spontaan een gedicht van Alice Nahon. (Begint voor te dragen) ’t Is goed in ’t eigen hert te kijken, nog even voor het slapen gaan … Het is een gebed dat mijn moeder me leerde. Overschouwen hoe je dag verlopen is, wat je beter kon doen, wat je goed deed en wat minder – het is een mooi ritueel om de dag te besluiten.’
We zijn volop in de vastentijd. Heeft u een vastenpuntje?
‘Vroeger vastte ik steevast. En stevig. Veertig dagen lang bleef al het snoepgoed in een ijzeren doos. Zelfs op zondag kregen we geen snoepje. En wat smaakten ze vies toen die doos met Pasen eindelijk open mocht.
Een vastenpuntje hebben Bart en ik niet, maar we houden wel de idee van vasten in ere. Hadden we op een moment een overdaad van iets, dan doen we het daarna wat minder. We luisteren naar de signalen van ons lichaam en onze geest, want die twee hangen nauw samen. Zo fiets ik graag naar de bakker, uit milieubewustzijn, maar niet enkel tijdens de vasten. Dat is een voortdurend aandachtspunt. We leven er niet een heel jaar op los om dan gedurende een maand bewuster te leven. Het is een algemene ingesteldheid. Overdaad is nooit goed.
Waar ligt u wakker van?
Van de ellende en de oorlogen die er nog steeds zijn op zoveel plekken. Dat maakt me intriest. Op onze bescheiden wijze trachten Bart en ik ons steentje bij te dragen om van deze wereld een betere plek te maken. Omdat ik zo opgevoed ben.
Bart en ik hebben één credo: respecteer de ander zoals je zelf wil gerespecteerd worden.
Vanuit die optiek proberen we steeds te handelen. Maar we zijn ook maar mensen, met onze sterke maar ook onze zwakke kanten.
Via vzw Cunina adopteerden we drie kinderen. Omdat wij het geluk hebben dat onze wieg hier stond en we ons bevoorrecht voelen om wat we mogen en kunnen doen, en omdat er van kinderen krijgen in onze situatie geen sprake is, willen we op deze manier iets betekenen voor anderen.’
•
‘Mag ik u nu een kopje koffie aanbieden?’
Als een echte butler laveert hij door de keukendeur met een dienblad met koffie, twee gebakjes en een schaaltje pralines. We vinden elkaar en doen fiftyfifty, zo kunnen we van elk taartje proeven.
•
U komt vaak terug op het belang van respect. Moeten we verdraagzamer zijn? En was het vroeger beter?
Onze samenleving is sterk individualistisch, te individualistisch. Het zou mooi zijn mocht er weer wat meer gemeenschapsgevoel zijn. Ik was al volwassen toen ik de eerste schok op dat vlak ervoer. In de straat in Bilzen waar ik opgroeide, deed iedereen alles voor elkaar: een buurman herstelde dakgoten, een buurvrouw naaide knopen aan, mijn ouders deelden groenten uit de tuin uit … Nooit of te nimmer werd over geld gepraat. Toen Bart en ik een huisje kochten in Spanje en we spullen vernieuwden, deden we niet anders. We gaven onze buurvrouw onze wasmachine en onze koelkast. Wat later deed ik een beroep op haar, omdat ik wist dat ze handig was met naald en draad. Ik had de verkeerde vorm van kussenslopen gekocht en ze dienden aangepast. Ze was meteen bereid. Toen ze ze me wat later hersteld terugbracht, zei ze: ‘Dat is dan twintig euro per sloop.’ Ik stond er versteld van.
Misschien was het fout van mij, want waarom zou ze dat gratis doen?
Alleen, zo was ik niet grootgebracht. Dat was een eyeopener.
Ik las ooit ergens een artikel over de kunst van belangeloze inzet. De auteur gaf als voorbeeld dat hij op de autosnelweg in Frankrijk aan de péage betaalde voor de wagen achter hem. Dat was in de tijd dat je nog met munten betaalde en er een beambte aan het loket zat. Je weet niet wie het is, je weet niet of de beambte het effectief doet, en je zal nooit een bedankje krijgen. Dat vond ik zo straf en tegelijk zo mooi. Het is zo ootmoedig en onvoorwaardelijk. Het daagde me uit en ik heb het ooit ook eens gedaan. Het is een oefening in loslaten. Het is een goede training voor je ego. Want vandaag stellen wij aan alles een voorwaarde. Eigenlijk is dat de opdracht in ons leven: elke dag opnieuw je ego proberen te temmen.
U en uw partner Bart Kaëll zijn meer dan veertig jaar samen. In 2015 zijn jullie gehuwd. Zopas richtten de Vlaamse bisschoppen een aanspreekpunt Homoseksualiteit en Geloof op. Een goede zaak?
Dat is een erg mooi initiatief. Sommigen zeggen dat het too little too late is, maar dat vind ik niet. Het is nooit te laat. Wel begrijp ik nog steeds niet waarom holebikoppels, die onvoorwaardelijk van elkaar houden in een duurzame relatie, niet kerkelijk mogen huwen en waarom priesters niet mogen huwen. Maar dit is zeker een stap in de goede richting.
Bart en ik zijn geen barricadespringers. Je zal ons nooit achter een vlag zien lopen. Door onze manier van leven proberen we wel anderen te inspireren. En als mensen daarover vragen hebben, gaan we het gesprek graag aan.
Als presentator en entertainer bezorgt u mensen een leuke tijd. Wat betekent dat voor u?
‘Heeft het wel waarde, wat ik doe?’, vraag ik me soms af. ‘Draagt het bij tot iets?’ Toch wel, bedenk ik uiteindelijk. Omdat ik mensen kan laten genieten, omdat ik ze een goede tijd bezorg, omdat het mensen verbindt. Dat maakt me dankbaar.
Samen met Bart ga ik opnieuw op theatertournee. Beiden staan we in de spotlights, maar we zijn ook maar gewone mensen. Met tegenslagen, met ons verdriet, met ups en downs. We wilden ook die kant tonen. Na onze show praten we nog na met wie wil. ‘Ah, u heeft dat ook meegemaakt’, zeggen mensen soms. En dan vertellen ze hun verhaal. We zijn een luisterend oor.
Elk mens is het waard beluisterd te worden.
Natuurlijk verzetten we daarmee geen bergen en lossen we geen wereldproblemen op, maar tot onze verbazing bieden onze verhalen en anekdotes vreugde en troost en maken we hen – heel even – gelukkig. Als ik terugblik op mijn jeugd, koester ik de warmste herinnering aan de momenten waarop ik in de achterkeuken de schoenen van alle kinderen opblonk. Ik ging er zo in op dat ik tijd en ruimte vergat. Dat was simpelweg gelukkig zijn.
• De theatertour Luc & Bart, een paar apart start opnieuw in het najaar. Info op www.bartkaell.be.