Maria, zoals ik haar ken
Theologen zijn weleens bang dat christenen te lang bij Maria blijven hangen en een afgod van haar maken. Via Maria Jezus leren kennen, zeggen ze dan.
Maar zo is het voor mij niet gelopen. Ik heb via Jezus Maria leren kennen en waarderen.
In welke mate en volgorde het heilige voor jou werkelijk en persoonlijk wordt, zegt trouwens veel over wie je bent. Bij mij gebeurde dat ongeveer zo:
Allerhoogste > Heer > Geest > Christus > Vader > Jezus > Maria
Ik kan het nog reconstrueren, want als late bekeerling is het niet zo heel lang geleden. Als richting van persoonlijk gebed is Maria voor mij de meest recente ontdekking.
Wat heb ik dan met Maria als 44-jarige man in de 21ste eeuw, echtgenoot en vader van 3, met enkele universitaire diploma’s op zak en een baan in digitale media?
Waarom ik het zinvol vind om mij tot haar te richten, is zonder uitleg voor m’n vrienden en generatiegenoten niet te begrijpen. Met uitleg misschien ook niet. Maar ik doe toch een poging.
Voor God vrede brengt, brengt hij strijd
Toen het goddelijke werkelijk werd in mijn leven - werkelijker dan de vanzelfsprekende werkelijkheid, zou je kunnen zeggen - ontstond er een probleem. Ik begrijp de mensen niet die zeggen dat ze graag zouden geloven omdat dat toch gemakkelijk moet zijn. Ik vond er niks gemakkelijks aan. Er ontstond eerder een gigantische innerlijke strijd. Tussen het goddelijke en het al te menselijke in mezelf, tussen goed en kwaad, leven en dood, waarheid en illusie...
‘Ik’ kan het niet
Het ergste van al was nog om te ontdekken dat m’n eigen, menselijke vermogens weinig behulpzaam waren in die titanenstrijd. M’n denken, willen en voelen waar ik zo trots op was, dienden tot niets. Integendeel. Hoe meer ik m’n best deed, hoe meer ik verstrikt raakte in ikkigheid die de zo verlangde God buitensloot.
Hoe moet het dan?
Dat vraagt ook Maria als ze inziet dat de Allerhoogste in haar geboren wil worden: hoe moet dat dan? De meest menselijke van alle vragen.
Het antwoord somt in 8 woorden op waar het voor mij in het spirituele leven om draait: de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen (Lucas 1,35 in de liturgische vertaling).
Ik weet niet of dit voor de doorsnee gelovige meer is dan een ietwat antieke formule. Het is ook vreemd als je erover nadenkt. Een non-antwoord eigenlijk. Het zegt toch niets over het lichamelijke hoe van Maria’s vraag.
Voor mij is dit antwoord levensechter realiteit dan die van het lichaam. Gods kracht word ik in m’n leven gewaar als innerlijke duisternis: niet-denken, niet-willen, niet-ik... Onvermogen in plaats van vermogen.
Als Gods kracht je overschaduwt, wordt het ook echt donker.
Johannes van het Kruis spreekt zelfs over het geloof als een nacht! Allesbehalve psychologische projectie dus. Eerder het omgekeerde: het einde van alle projecties.
Als ik dus bid...
Bid ik tot Maria, dan plaats ik mij in de houding waarmee zij de vereniging tussen het goddelijke en het menselijke voorbereid heeft: overschaduw mij maar, ik hoef het niet te presteren, niet te weten, voor Uw kracht is niets onmogelijk, laat mij maar ontvankelijke aarde zijn.
En die innerlijke ommekeer heb ik elke dag nodig. Want stiekem begin ik toch weer te geloven, hopen en wanhopen dat het van mij alleen afhangt. Bid je dan voor mij, Maria?