‘Morgen hoeft geen kopie te zijn van gisteren of vandaag’
Zeg 2 februari, en zowat iedereen denkt aan pannenkoeken. Maria Lichtmis of voluit de Opdracht van de Heer in de Tempel, is ook de Dag van het Godgewijde Leven. „Het is een feest waarmee we niet zo vertrouwd zijn”, erkent zuster Noëlla Ghijs. „Pas in 1997 werd het in het leven geroepen door Johannes-Paulus II. Toch is het zinvol met een zekere regelmaat stil te staan bij wie we zijn.”
Toen zuster Noëlla onlangs in Tsjaad een gemeenschap van haar congregatie bezocht, vertrouwde zuster Francine, die haar eerste gelofte aflegde, haar een gedachte toe die bijbleef: „De dag van mijn verjaardag is het moment waarop ik terugblik op wat het voorbije jaar betekende voor mijn geloof en voor mijn roeping.” De Dag van het Godgewijde Leven is voor zuster Noëlla net zo’n aanleiding.
– Wat is de kern van religieus leven voor u?
Religieuzen worden vaak vereenzelvigd met hun caritatieve werken. De kern van het religieuze leven heeft evenwel alles te maken met innerlijkheid en verbondenheid, met ons toegewijd zijn aan God, dat ons meteen oproept om toegewijd te zijn aan mensen en aan situaties waarin we God aanwezig willen laten komen. Persoonlijk vind ik die omschakeling tussen ‘doen’ en ‘zijn’ een verrijking, hoe zinvol dat ‘doen’ ook geweest is en blijft.
Als bernardinnen, spiritueel verbonden met de cisterciënzers, hebben we ons eigen charisma, treffend verwoord door een Rwandese medezuster: God zoeken en de mens ontmoeten als beeld van God. We zijn Godzoekers. Ik vertaal dat als ‘ruimte scheppen voor God’, in ons dagelijkse leven, in ons persoonlijke gebed en op het ritme van het getijdengebed en de eucharistie, maar ook in onze omgang met mensen. Vandaag merken we dat mensen draagkracht nodig hebben wanneer ze het moeilijk hebben. Ze ondervinden dat ze die niet enkel bij zichzelf kunnen vinden. Daar voel je hun spirituele honger. Dat wij dan voor hen bidden, betekent veel voor hen, vertrouwen ze ons toe.
– Gaat die innerlijkheid hand in hand met verbondenheid?
Tegelijk hebben we inderdaad nood aan mensen rondom ons. Mensen met wie we christen mogen zijn, met wie we medemens mogen zijn. Zo zijn we verbonden met de wereld en de wereldkerk via onze zusters in Afrika. In een almaar sterker polariserende samenleving is het meer dan ooit onze opdracht als christen en als religieus bruggen te slaan. Ik put levenskracht uit mijn geloof, niet louter voor mezelf, maar evenzeer om te delen met anderen, om elders levenskracht mogelijk te maken. Tegelijk ontvang ik levenskracht van anderen. De zin van ons bestaan ontvangen we van de ander.
– Paus Franciscus vraagt oog te hebben voor de tekenen van de tijd, iets wat religieuzen van oudsher als geen ander kunnen. Wat betekent dat vandaag bij ons?
Ik denk aan kansarmoede. Aan groeiende eenzaamheid, bij ouderen, maar ook bij jongeren. Aan vluchtelingen. Samen met een parochie steunen we een Syrisch gezin uit Aleppo. Medezusters in het [node:field_streamers:0] onderwijs vertellen me over hoeveel kwetsbaarheid er schuilt bij collega’s en leerlingen. Op de speelplaats is er steevast een zuster aanwezig, niet om toezicht te houden, maar voor wie het nodig heeft. Mensen zijn zo druk en hollen steeds harder. Laten we ons vandaag nog aanspreken door de ander? Ook de zorg voor de schepping houdt ons bezig, en vooral – en dat mis ik in het klimaatdebat – de zorg voor wie het slachtoffer is van de klimaatcrisis.
– Religieuzen verminderen in aantal en verouderen. Maakt u zich zorgen?
Het is belangrijk de realiteit onder ogen te zien, te aanvaarden en van daaruit te leven. Ook ons leven kent de volle zomer en de herfst. We leven in Oudenaarde samen met 26 zusters, in Bassevelde met 18 en in Gent met 6 zusters. In Afrika zijn 90 zusters actief en 20 jonge mensen in vorming.
Het dalende aantal religieuzen in onze contreien doet pijn, maar verlamt ons niet. We moeten de vitaliteit blijven aanboren en voeden, want ze is aanwezig, in verscheiden vormen. Opnieuw heeft dat te maken met ruimte scheppen. We moeten nieuwe initiatieven ondersteunen, eraan meewerken en er ons op onze beurt door laten voeden, want morgen hoeft niet noodzakelijk een kopie te zijn van gisteren of vandaag. Wat als er morgen geen religieus leven meer is bij ons? Zullen we dat missen? Heel wat congregaties zullen niet meer bestaan. En toch…
– Hoe kun je die vitaliteit aanboren?
Door te bouwen aan geloofskernen. Daarin moeten we als religieuzen aanwezig zijn waar we kunnen en helpen waar we kunnen. Dat betekent investeren in lokale kernen van mensen die de plaatselijke kerkgemeenschap dragen. En laten we hopen dat hier en daar in zo’n gemeenschap een vorm van religieus leven een plek mag vinden. Ik ben hoopvol. Onze zusters in Gent engageren zich voluit in vormen van ontmoeting en geloof delen. Ze investeren in de parochiegemeenschap, in de jongerenpastoraal van IJD, in het seminariehuis, in een studentenhuis, in een huis voor starters die gelovig zoekend in het leven staan, in een leerschool voor gebed. Stuk voor stuk gaat het om kansen scheppen voor jongeren om God op het spoor te komen. Prachtig toch, zo’n kleurrijke mozaïek.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be