Opruimen in je innerlijke huis [BOEK]
Onder impuls van Alberic Bruschke, abt van de trappisten op Schiermonnikoog, verscheen een nieuwe vertaling van het middeleeuwse traktaatje De interiori domo, Thuis. Het is een tekst zonder auteur, bijeengeschreven door cisterciënzermonniken gedurende meerdere eeuwen vanaf de 12de eeuw, als spirituele leidraad voor religieuzen, priesters en leken.
Je zou Thuis kunnen lezen als een handleiding voor het gewetensonderzoek, de meditatie, de biecht, het gebed, enz. Maar lees dan liever niet al te plichtsbewust. Anders, zo merkt Hein Blommestijn in zijn voorwoord op, zou je denken dat hier een sombere asceet aan het woord is die in de mens niets dan verderf aantreft. Lees je de tekst met humor en zelfkennis, dan merk je dat hij je wil losweken van een al te grote bekommernis over je ikje. Om plaats te maken voor de lichtvoetigheid van de mystieke mens gegrepen door Gods liefde.
Het traktaat heeft drie delen.
- In het eerste deel (hoofdstukken 1 tot 14) wordt het huis van het geweten in het innerlijke opgebouwd. Het geweten wordt voorgesteld als de woonplaats van God in de mens en de plaats waar de ziel voor altijd zal verblijven. Zeven zuilen (deugden) ondersteunen het hele gebouw.
- Daarna begint een lang onderdeel waarin de schrijver zijn miserie opbiecht, eerst tegenover God (15-19), dan tegenover een biechtvader (20-36). Hier passeren alle ondeugden de revue.
- Tot slot (37-41) volgt de climax van het werk: de bestemming van de mens is om God te genieten in contemplatie.
Dankzij de inleiding door Mirko Breitenstein kom je thuis in terminologie, beeldspraak en theologie van het tractaatje. Met enige inspanning wordt het op die manier ook voor mensen van nu een zinvol meditatie- en reflectieboek.
[bestelinfo onderaan]
Enkele citaten
Dit huis waarin wij wonen dreigt aan alle kanten in te storten. Omdat het binnenkort zal vallen, moeten we daarom een ander huis bouwen. Laten wij ons dus naar binnen keren en ons geweten aan een zorgvuldig onderzoek onderwerpen. Want zoals ons lichaam een tent genoemd wordt, een plek waar wij ons klaarmaken voor de strijd, zo wordt het geweten ons huis genoemd, de plek waar wij uitrusten na de strijd. De mens die het huis van zijn geweten opbouwt door innerlijk het gevecht te voeren, die mens strijdt op de goede manier.
…
Concentreer daarom alle afleidingen van het hart en opwellingen van de geest en richt je hele verlangen op God alleen. Je hart zij daar waar je schat is, waar je verlangen en je liefde naar uitgaan. Want Hijzelf bezoekt en bewoont graag een rustig hart en de kalmte van een vrije geest, want Hij is vrede en vrede is er waar Hij verblijft.
...
Velen verlangen ernaar veel te weten maar weinigen naar een goed geweten.
…
De wereld mag rondtollen, jammeren, lachen, ten onder gaan, voorbijgaan – nooit zal het goede geweten verdorren.
...
Dit soort schreeuwende gedachten, die zo’n tumult veroorzaken in mijn hart, wil ik dagelijks verwijderen maar ik kan het niet. Mijn geheugen roept op wat ik gezien en gehoord, gezegd en gedaan heb en alles raakt daar op onbeschofte wijze door hun lawaai overstemd. Ik denk na over de dingen waar ik aan moet denken, ik denk opnieuw aan alles waarover ik nagedacht heb en zo kan ik dus keer op keer niet stoppen met denken. En als ik langdurig en veel heb nagedacht over alles waarover te denken valt, dan kan ik nog niet zonder gedachten zijn. Ze komen binnen en vertrekken weer. Sommige introduceren zelfs nieuwe of sluiten die juist uit. Ik verdraag dit alles met tegenzin, al stem ik er meestal mee in. Door wat ik zag en deed dwaal ik rond, zinloos, zonder onderscheidingsvermogen en met een zwervende geest.
…
Zoals de hoogmoed oorsprong is van alle misdaad, zo is ze ook de sloper van alle deugd.
Ze is werkelijk in de zonde de eerste en in het gevecht de laatste. … Dit zijn de tekenen van hoogmoed: luidruchtigheid in het spreken, bitterheid in het zwijgen, mateloosheid in plezier, razernij bij verdriet, schijnheilige eerbiedwaardigheid, beschamend gedrag, wrok bij een berisping.
…
Dit is de ware rust: als de geest zich helemaal in zichzelf heeft geconcentreerd en zich blijvend gehecht aan één verlangen naar de eeuwigheid. Daarom is het nodig om de schommelingen van het hart te beperken en de beweging van gedachten en gevoelens te bundelen in het verlangen naar de enige en ware vreugde.
…
Minacht jezelf niet om je zwakheid maar bid God en hij zal voor je zorgen.
…
Het verstand alleen volstaat niet waar het gaat om Gods gelukzaligheid [te ervaren] als niet de wil gevestigd is in de liefde tot Hem.
…
Wie zich vrij wil maken voor de contemplatie van de waarheid moet de rust leren vinden, niet alleen ten opzichte van verkeerde bezigheden maar ook van overbodige gedachten.
Hoewel velen geleerd hebben vrij te zijn van het lichaam, zijn zij toch amper in staat vrij van hart te zijn. Ze weten geen sabbat van de sabbat te maken en daarom zijn ze niet in staat te vervullen wat in de psalm wordt gezegd: “Laat af en besef dat Ik God ben”. Vrij van lichaam zijn ze wel, maar ze zwerven overal naar toe met hun hart.
…
Laten ook wij leren om ons in de contemplatie te verwonderen en in de verwondering te contempleren.
…
Hoe meer je geniet van de contemplatie van het hemelse en je deze dingen genietend bewondert, des te liever vertoef je erbij. … Maar tot deze volheid van kennis komen vraagt eerder innerlijk berouw dan diepgaand onderzoek, eerder verzuchtingen dan argumenten, eerder herhaald weeklagen dan overvloedige bewijzen, eerder tranen dan stellingen, eerder bidden dan lezen, eerder genadetranen dan kennis uit de boeken, ja, eerder contemplatie van hemelse zaken dan bezig te zijn met aardse zaken.
Bestellen
Anonymus. Thuis. Vertaling Alberic Bruschke ocso, Liesbeth Dullaert, Maria van Mierlo, Remco van Mulligen, Hans van Raalte, Jo Vossen, Karel Wiecherink. Inleiding Mirko Breitenstein. Damon, 2020, ISBN 9789463402453, 160 pagina’s, 28,90 euro. Bestel bij de uitgever