Pater, spion, vredestichter
Vlaamse dominicaan Felix Morlion hielp in 1962 discreet bij het voorkomen van een kernoorlog
Precies zestig jaar geleden was de wereld in de ban van de Cubaanse rakettencrisis, die de mensheid op een haar na in een nucleaire oorlog deed verzeilen. Intensief diplomatiek contact tussen Sovjets en Amerikanen kon het conflict vanaf eind oktober 1962 bedaren. Daarbij speelde de in Diksmuide geboren dominicaan Felix Morlion (1904-1987) een invloedrijke rol. Recent historisch werk leert ons meer daarover.
Vóór de Tweede Wereldoorlog stond Morlion bekend als een prominent anticommunistisch activist en richtte hij zich op de uitbouw van katholieke massamedia om het geloof te verdedigen tegen totalitaire ideologieën. In 1940 vluchtte hij voor de nazi’s via Portugal naar New York. Hij raakte bevriend met de katholieke Amerikaanse militair William ‘Wild Bill’ Donovan, stichter van de Central Intelligence Agency (CIA). Morlion en Donovan werkten nauw samen, maar of de pater een heuse geheim agent in dienst van de Amerikanen werd, blijft onduidelijk. Met andere ballingen dacht Morlion na over hoe Europa na de oorlog moest worden heringericht om een communistische machtsovername te verhinderen.
In New York ontmoette Felix Morlion ook Luigi Sturzo, de geestelijke vader van de Italiaanse christendemocratie. Op 4 mei 1944 schreef Don Sturzo aan het hoofd van de Amerikaanse inlichtingendienst OSS in Italië dat pater Morlion van plan was naar Italië te reizen: „Ik moedigde hem aan voor het uitmuntende werk dat hij voor u kan doen. Ik ken hem heel goed. (…) Ik zal hem enkele taken van sociale en religieuze aard toevertrouwen die in Italië moeten worden uitgevoerd.”
In het zog van de geallieerde legers arriveerde Morlion midden 1944 in Italië. Hij zette zijn reputatie van expert op het gebied van massapropaganda meteen om in de praktijk. In februari 1945 ontmoette hij Alcide De Gasperi en de leiders van de christendemocratische partij. Met steun van enkele kapitaalkrachtige Amerikanen richtte Morlion daarop in Rome de International University of Social Studies Pro Deo op. Ook raakte hij betrokken bij de Italiaanse filmindustrie. Na 1950 bouwde hij een uitgebreid netwerk van contacten uit in heel Europa, ook achter het IJzeren Gordijn.
Nadat de Sovjet-Unie in de herfst van 1962 had beslist kernraketten te plaatsen op Cuba, gericht op de Verenigde Staten, balanceerde de wereld op de rand van kernoorlog. Traditionele diplomatieke kanalen konden het conflict niet oplossen. De Amerikaanse vredesactivist Norman Cousins startte daarop – wellicht met steun van president John F. Kennedy – alternatieve onderhandelingen in Andover, in de staat Massachusetts. Cousins klopte daartoe aan in het Vaticaan voor diplomatieke contacten, maar er waren geen officiële relaties tussen de Heilige Stoel en de Sovjet-Unie. Johannes XXIII mobiliseerde Morlion, die aan de bijeenkomst deelnam met een dubbel doel: het voorkomen van oorlog, maar ook de normalisering van de contacten tussen Rome en Moskou, met oog op de christenen in het Oostblok.
De discrete diplomatieke operatie, waarbij ook een aantal Sovjetintellectuelen waren betrokken, droeg niet enkel bij tot de oplossing van de Cubacrisis, maar leidde tot de vrijlating van de Oekraïense katholieke bisschop Josyf Slipyj uit Siberische gevangenschap en tot de Ostpolitik van het Vaticaan.
Pater Morlion overleed in New York in 1987. Zou de Kerk vandaag nog zulke figuren tellen?