Religie, iets van het brein
Hans Van Eyghen verbindt religie en cognitiewetenschap
Hans Van Eyghen (32) is afkomstig uit Deinze en studeerde theologie en filosofie aan de KU Leuven, maar is al enkele jaren onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam waar hij doctoreerde. Hij bekijkt religie vanuit de cognitiewetenschap, die waarneming, leren, motoriek en taalgebruik bestudeert. Kan de cognitiewetenschap dan verklaren waarom mensen religieus zijn en geloven dat er Iets of Iemand overstijgend bestaat? „In ons hoofd zitten als het ware apparaatjes die informatie verwerken, net als processors in een computer”, zegt Van Eyghen. „De menselijke geest kan een pak informatie verwerken. Zo zijn we in staat andere levende wezens te ervaren en hetzelfde geldt voor het religieuze.”
Is de jonge tak van de wetenschap die Hans Van Eyghen beoefent dan wel ‘wetenschappelijk neutraal’? „Volgens sommigen kun je er religie mee onderuithalen,” zegt hij, „maar er zijn evenzeer neurowetenschappers zoals de Amerikaan Justin Barett, een evangelicale christen, die stellen dat religie behoort tot onze normale hersenactiviteit. Hij meent dat het geloof in God het natuurlijke gevolg is van het soort brein dat we hebben en dus een evolutionair voordeel biedt. Andere wetenschappers gebruiken die theorie dan weer om te tonen dat er bij religie wat misloopt in het brein. Volgens mij argumenteren ze niet over de informatie die de menselijke geest binnenkrijgt. Ook blijft onderbestudeerd of die informatie klopt. Is er dan daadwerkelijk een God die de menselijke geest uitlokt?”
Kan God het voorwerp zijn van de wetenschap? „Al langer dan vandaag voeren psychologen experimenten uit met religieuze ervaringen”, zegt Van Eyghen. „Onderzoekers zoals ik daarentegen denken filosofisch na over God en religie. Nieuw zijn computersimulaties van ons brein, maar wat zeggen die over God? Niet veel. Een Canadese neurowetenschapper bouwde zelfs een ‘godhelm’ die volgens hem de hersenen zouden stimuleren met elektromagnetische prikkels. Zowat de helft van de deelnemers aan het experiment vertelde achteraf dat ze vreemde ervaringen hadden en zelfs dat ze wezens waarnamen die anderen niet konden zien. Bij herhaling van het experiment bleek echter dat deelnemers ook vreemde ervaringen hadden als de ‘godhelm’ uit stond. Het was dus louter suggestie. Dat experiment bewijst niets, zeker niet of de ervaring waar of onwaar is.”
Welke invloed heeft Van Eyghens onderzoek op zijn eigen geloof en religiositeit? „Ik ben katholiek opgevoed en ik leerde religieuze ervaringen waarderen”, zegt hij. „Mijn onderzoek veranderde alvast mijn beeld van God niet wezenlijk. Inmiddels ben ik wel van mening dat we in de samenleving religie meer ernstig moeten nemen. Waarom zou religie geen goed begrip van de wereld kunnen opleveren? Religieuze mensen moeten op hun beurt niet huiverachtig staan tegenover wetenschap en niet bevreesd zijn over de bevindingen. Die relativeren hun religie heus niet. Historisch was de Kerk altijd al de wetenschap genegen. Laten we dat onderzoek dan ook niet zomaar over aan niet-religieuze wetenschappers. Wetenschap is echter geen roeping, althans niet voor mij. Ik vind het gewoon leuk en interessant om bezig te zijn op dat terrein.”