‘De toekomst is aan de durvers’
In 2020 werd Agnes Pas tachtig. Dankbaar om dat geschenk nam ze zich voor elke dag een reflectie neer te pennen. Ondanks de dreiging van de coronapandemie werd de spirituele schrijfoefening een ode aan het leven die ze publiceerde als Het leven omarmen. „Niet in de zin van ‘het leven knuffelen’, maar met een diepere betekenis”, zegt ze als mantelzorger. Het is ‘ja’ zeggen tegen het leven, desondanks.”
Ze is geen kunstenaar, zegt ze. Toch sieren haar beelden menige tentoonstelling en appelleren ze je her en der aan of in een kerk. Na haar loopbaan in het Theologisch en Pastoraal Centrum in Antwerpen en als voorzitter van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad en Broederlijk Delen, besloot Agnes Pas aan de kunstacademie haar artistieke talenten te ontplooien. „Creatief bezig zijn ligt in de lijn van mijn verlangen om het mysterie te ontdekken in al wat me omringt, het aan te raken en uit te drukken.”
– Waarom schreef u een spiritueel testament?
Een testament, omdat ik besef dat ik mijn leven aan het afronden ben, ook al ben ik gezond. Spiritueel, omdat het gaat over hoe ik in het leven sta, over mijn zoektocht naar verbinding. Ik schreef tussen het zorgen voor mijn huisgenoot met dementie door. Al doende ontdekte ik dat zorgende gebaren liefdevoller werden, dat ik leerde te leven op het ritme van de ander, dat het soms aanwezige ongeduld verdampte. Het neerpennen verplichtte me ertoe de alledaagse dingen anders te bekijken en te omarmen, ook de negatieve. En desondanks ‘ja’ te blijven zeggen.
Soms ben ik doodop, twijfel ik en zit ik met de handen in het haar. Als je daardoor kijkt, ervaar je tegelijk hoe kostbaar het is er liefdevol te kunnen zijn voor een ander. Het hier en nu tot liefde maken, tot warmte, tot goedheid, en dat op zo’n manier dat het hier en nu voor de ander fijn is, dat is de uitdaging. Zolang er liefde is, is er leven. En Liefde, dat geloof ik, is er over de dood heen.
– U staat hoopvol in het leven, zelfs deze donkere tijd. Wat betekent hoop voor u?
Samen met geloof en liefde overspant de hoop mijn hele leven. Van Václav Havel, voormalig president van Tsjechië, onthoud ik dat hoop erin bestaat te werken aan en te verlangen naar iets omdat het goed is op zich, niet louter omdat het mogelijks daadwerkelijk verandering zal teweegbrengen. Die hoop herken ik in de advent en Kerstmis. Elk jaar opnieuw Kerstmis vieren, elk jaar vrede op aarde wensen, dat is hoopvol in mijn ogen. Want verlangen naar iets, is eraan werken. Het zet zaken in beweging, hoe kleinschalig ook.
– Hoe kijkt u naar het pleidooi voor synodaliteit van paus Franciscus?
Dat voert me zowat veertig jaar terug in de tijd. Uit het Gespreksjaar 1968 in het bisdom Antwerpen, waarbij we allen, clerus zowel als godsvolk, onze mening mochten formuleren, kwamen thema’s naar boven zoals dialoog, samengedragen verantwoordelijkheid en werken in teamverband. Als educatief medewerker moest ik die thema’s stimuleren. Van bij aanvang ruim vijftig jaar geleden zetten we daar met het Interdiocesaan Pastoraal Beraad al onze schouders onder. Tegelijk zijn er bisdommen en landen waar op dat vlak nog niet veel werd ondernomen. Daarom is die hernieuwde aandacht goed. Op bepaalde momenten steekt de hiërarchische reflex immers toch weer de kop op.
<[node:field_streamers:0] span class="vraag">– In de jaren 1970, 1980 en 1990 was u als vrouw aan de slag in de Kerk. Was dat moeilijk?
Zowat overal was ik de eerste vrouw, maar daar stond ik niet bij stil. Ik kan daarover grappige en pijnlijke anekdotes vertellen. Het moet voor priesters, die tot dan uitsluitend les hadden gekregen van priesters, vreemd zijn geweest om plotseling vorming te krijgen van een leek, bovendien een vrouw.
Pas toen ik in de jaren 1980 werd gevraagd een conferentie te houden over de man-vrouw-thematiek in de Kerk, ging ik me daarin bewust verdiepen. Als voorzitter van het IPB nam ik dat thema mee, vooral op vraag van pastoraal werksters, die heel wat meer hindernissen op hun weg vonden als vrouw gezonden in een parochiegemeenschap. Vandaag is er nog steeds veel werk aan de winkel, maar mensen beseffen niet hoezeer de situatie intussen ten goede is veranderd.
– U was jong in de gouden jaren 1950 en 1960, nadien volgden crisisjaren. Hoe ervoer u dat?
Al in de jaren 1970 gaf ik vormingen over het omgaan met crisissen. Je moet leren leven met wat onaf is. In de jaren 1980 hoorde ik een spreker de crisis in Kerk, samenleving en politiek vergelijken met een zandkasteel dat een kind bouwt op het strand. Wanneer de golven het dreigen weg te spoelen, komt papa – lees: de beleidsmensen – het versterken, maar de storm blijft razen en vaagt het kasteel weg. De dag daarop moet je herbeginnen. Waarom willen we toch steeds constructies uit het verleden versterken en heropbouwen? We moeten durven te zeggen: „Die muur, die moet eruit.” We moeten durven te kiezen voor echte verandering.
Vandaag stormt het. Het is meer dan een crisis, het is haast een tsunami. Congregaties die gebouwen en taken uit handen moeten geven, kerken die sluiten, dat doet pijn. Maar op een bepaald moment kun je niet anders. We willen te veel behouden wat is. We moeten de durvers aanmoedigen. Dat zei onze proost ons al in de jeugdbeweging VKSJ, nog voor het Tweede Vaticaans Concilie. „Doe maar”, zei hij. „Geloof erin. Jullie zijn de toekomst.” Men geloofde in ons en dat heeft me in de Kerk gehouden. Je moet nieuwigheden kunnen uitproberen en ze niet in de grond boren nog voor ze levenskansen krijgen. Vandaag zijn er nog steeds mensen in de Kerk die worden gefnuikt in hun engagement. Er zijn nog steeds preconciliaire spanningen tussen man en vrouw. Daarom beaam ik: „Doen. De toekomst is aan de durvers.”
Agnes Pas, Het leven omarmen. Een jaar in dagen, mijn spiritueel testament, Yunus Publishing, Antwerpen, 2021, 600 blz., 17,87 euro, ISBN 978 94 9268 918 4.