Deze vrouwen waren belangrijker voor de Kerk dan we denken
De geschiedenis van de katholieke Kerk wordt meestal geschreven aan de hand van pausen, kardinalen en christelijke koningen, maar miljoenen onzichtbare silhouetten blijven verborgen, onder wie heel veel vrouwen. Het lijkt een schaduwlegioen waarvan de bijdrage vaak door een proces van bewust onzichtbaar maken werd vergeten. Geschiedenis is bovendien al te lang door mannen geschreven.
De voorbije jaren laat historisch onderzoek hen oprijzen uit de vergetelheid: opmerkelijke vrouwen zoals martelaren, abdissen en koninginnen, begijnen als Hadewijch, geletterde vrouwen als Theresia van Avilla, missionarissen en activisten, verzetsstrijdsters, opvoedsters, leken en religieuzen. De hele geschiedenis van de Kerk lijkt aan herschrijving toe. Reden dus voor eerherstel. We geven hierbij de namen van enkele bijzondere dames, die vaak vergeten werden, of wier invloed groter blijkt te zijn dan we dachten.
Junia (1ste eeuw), de vrouwelijke apostel
In Romeinen 16,7 schrijft Paulus: ‘Groet Andronikus en Junia, mijn volksgenoten, die met mij in de gevangenis hebben gezeten, die als apostelen veel aanzien genieten en die eerder dan ik één met Christus zijn geworden’ (NBV21). Wie hetzelfde vers in oudere bijbelvertalingen opzoekt, komt voor een verrassing te staan: ze hebben van Junia — het mannelijke — Junias gemaakt! Pas na 1977 (!) werd het voor Bijbelwetenschappers duidelijk dat Junia een vrouw was.
Maar wat met het woord ‘apostel’? Bedoelde Paulus misschien ‘gezanten’?
Kerkvader Johannes Chrysostomus, die als moedertaalspreker het Grieks toch veel beter aanvoelde dan welke uitlegger van vandaag, vatte Paulus’ woorden net zo op als de NBV-vertalers. Voor Paulus was Junia dus een apostel.
Paula (347-404), bijbelvertaalster en woestijnmoeder
Paula (347-404), tegenwoordig bijna onbekend, kan worden beschouwd als de moeder van de belangrijkste vertaling van de Bijbel, de Latijnse Vulgaat. Ze groeide in Rome als een hoog intellectuele vrouw en huwde een senator. Samen hadden ze vijf kinderen. Paula werd weduwe en wijdde zich vervolgens aan de studie van God in een kring van vrome vrouwen. Hiëronymus, later uitgeroepen tot kerkvader, raakte bevriend met Paula in deze kring.
Met haar dochter Eustochium trok ze naar het Heilig land, waar ze drie kloosters stichtte.
Ze geldt daarom als ‘woestijnmoeder’. In Jeruzalem verdiepten ze zich in Bijbelse talen, onder meer het Hebreeuws, omdat ze ontevreden waren met de slechte Latijnse vertaling van geschriften. Hiëronymus meldde dat Paula’s Hebreeuws uiteindelijk het zijne ver overtrof. Op eigen kosten schafte ze de originele boeken en manuscripten aan die nodig waren voor een nieuwe Latijnse vertaling, een opdracht die Hiëronymus van de paus had gekregen. Paula en Eustochium lazen zijn werk grondig na en bewerkte de teksten. Bovendien waren het Paula en Eustochium die de gebrekkige Latijnse vertaling van de psalmen diepgaand corrigeerden. Tot vandaag wordt hun versie gezongen in de erediensten van de katholieke Kerk.
Hildegard van Bingen (1098-1174), middeleeuwse all-rounder
Ook al maakte de katholieke Kerk al vroeg in de middeleeuwen komaf met gedwongen huwelijken, toch was het leven van vrouwen in deze lange ‘christelijke’ periode uitermate zwaar. De maatschappijstructuur was fundamenteel patriarchaal. Het kerkelijk ideaal van de vrouw was de non, die achter muren en tralies een leven van gebed en onthouding leidde. De vrouw bleef van alle kerkelijke ambten uitgesloten en zelfs het preken werd haar verboden.
Toch kent ook de middeleeuwse kerkgeschiedenis sterke vrouwenfiguren. Een van hen is de benedictines Hildegard van Bingen (1098-1174), mystica, schrijfster, predikante en componiste. En nog veel meer. Op haar vijftiende legde deze dochter van een Duitse graaf de kloostergelofte af. Door haar intelligentie en doorzettingsvermogen wist Hildegard haar kloostergemeenschap los te maken van het mannenklooster, tot groot ongenoegen van de abt. Maar dankzij goede contacten met de invloedrijke Bernardus van Clairvaux, paus Eugenius III en veel Duitse vorsten, kon zij haar eigen weg gaan. In 1150 besloot Hildegard om een eigen klooster te stichten op de Rupertsberg bij Bingen.
Met de lokale geestelijken bleef zij echter voortdurend strijd voeren om haar klooster in te richten zoals zij dat graag wilde.
Zij durfde het aan om als vrouw in discussie te gaan met paus, bisschoppen en geestelijken. Zo verweet zij de pausen dat zij zich te veel laten gezeggen door (gewelddadige) kerkvorsten. Benedictus XVI verklaarde haar pas in 2012 heilig.
De Duitse bisschop Georg Bätzing zegt over Hildegard: „Er zijn vandaag de dag nog veel raakvlakken met het werk van deze heilige, bijvoorbeeld in wetenschap en onderzoek, in de zorg voor de schepping, in het woord aan de machtigen in Kerk en politiek en als stimulans voor vrouwen in de strijd om erkenning van hun charisma en een gelijkwaardige rol in kerk en samenleving.”
Madame Guyon (1648-1717), beschuldigd van ketterij
De heksenvervolging vond niet, zoals veel mensen denken, grotendeels in de middeleeuwen plaats, maar voornamelijk in de late zeventiende en vroege achttiende eeuw. Vooral arme vrouwen waren het slachtoffer van heksenwaan. Godsdienstoorlogen en religieuze onverdraagzaamheid maakten het leven van vrouwen in deze periode nog moeilijker. Toch kleuren ook in deze periode enkele grote vrouwenfiguren de kerkgeschiedenis, zoals Marie de l’Incarnation (1599-1672) en Jeanne de Chantal (1572-1641), ordestichtster en soulmate van Franciscus van Sales.
En dan was er ook Jeanne-Marie Bouvier de La Motte (1648-1717), beter bekend als Madame Guyon. Ze was 28 toen ze weduwe werd en zocht zich toen in dienst van de katholieke Kerk te stellen. In 1685 zette zij in een dun boekje met de lange titel Moyen court très facile pour l'oraison que tous peuvent pratiquer très aisément et parvenir en peu de temps à une haute perfection (‘Kort en erg gemakkelijk middel voor het gebed, dat allen heel gemakkelijk kunnen beoefenen en in korte tijd tot een hoge volmaaktheid komen’), haar visie op de geestelijke weg uiteen.
In vrome kringen werd het boekje zeer gewaardeerd.
Omdat zij veel nadruk legde op de passiviteit van de ziel, kwam zij jaren onder verdenking van ketterij te staan. Ondanks vele nuanceringen, aanvullingen en verklaringen van rechtgelovigheid die zij aflegde, werd zij in 1695 veroordeeld en gevangengezet.
Pas in 1702 werd zij vrijgelaten. In een bescheiden woning ontving de Franse mystica in haar laatste jaren haar leerlingen. Haar geschriften vonden hun weg in protestantse milieus waar het geestelijk klimaat nog wel open stond voor de mystiek. Historici beschouwen haar veroordeling als onnodig en gênant. Ongetwijfeld speelde ook mee dat zij een vrouw was die sprak met gezag.
Theresia van Lisieux (1873-1897), invloedrijke auteur van bestseller
Vanaf 1830 bloeide het religieuze leven als nooit tevoren. Tienduizenden vrouwen traden in als zuster, ook omdat zij op deze wijze leerkracht of verpleegster konden worden. Het leger religieuze vrouwen tekende het rijke roomse leven tussen 1850 en 1950. Een van de grote figuren uit deze periode is de jonggestorven Franse karmelietes Thérèse Martin, kloosternaam Theresia van het Kind Jezus en het Heilig Aanschijn (1873-1897). Bij leven was zij onbekend, maar na haar dood werden van haar autobiografie 500 miljoen exemplaren verkocht.
Vergeet het zoete beeld van haar: zuster Thérèse koesterde het verlangen om priester te worden. Nadat ze had gelezen dat Sint-Stanislaus Kostka in een visioen de communie had ontvangen uit de handen van de heilige Barbara, zei ze tegen haar zus Celine: "Waarom geen engel, geen priester, maar een maagd? Oh! wat een wonderen zullen we in de hemel zien! Ik heb het idee dat degenen die het op aarde hebben gewild, in de hemel de eer van het priesterschap zullen delen.”
In haar teksten zit een mariale theologie die deze van het Tweede Vaticaans Concilie voorafgaat.
„Als ik priester was geweest, had ik grondig Hebreeuws en Grieks gestudeerd, om de goddelijke gedachte te kennen zoals God zich verwaardigde om het uit te drukken in onze menselijke taal."
In de zomer van 1896 werden haar verlangens alleen maar groter en deden ze lijden. Karmelietes zijn is niet genoeg voor haar, ze voelt in zich een roeping tot alle roepingen: ze wil priester, diaken, kerkleraar, missionaris in alle landen en tot het einde der tijden zijn. Ze zoekt een oplossing voor deze onmogelijke situatie. „Jezus liefhebben en Hem beminnen" wordt een refrein in haar geschriften.