Wie herinnert zich… de kapelwagens van de spekpater?
De kapelwagens van ‘spekpater’ Werenfried van Straaten. Jongere lezers horen het wellicht donderen in Keulen, voor anderen is het nog altijd een begrip. Een fenomeen was hij alleszins, de norbertijner pater die na de Tweede Wereldoorlog een hulpactie op touw zette voor gevluchte Duitsers en met zijn organisatie Oostpriesterhulp aan de basis lag van Kerk in Nood.
Sven Sterken, docent aan de KU Leuven, reconstrueerde leven en werk van van Straaten voor Trajecta, een tijdschrift van KADOC (Katholiek Documentatie en Onderzoekscentrum) in Leuven.
50 ton spek
Pater Werenfried werd in 1913 in Nederland geboren als Flip van Straaten. Hij trad in bij de norbertijnen in Tongerlo (Westerlo).
Tijdens een bezoek aan Duitsland raakte hij onder de indruk van het lot van de Duitsers die in Midden- en Oost-Europa werden vervolgd en waren gevlucht, de zogenaamde Heimatvertriebenen.
Terug in België riep hij op tot solidariteit, maar geld had de naoorlogse landelijke bevolking niet.
Wel spek, gerookt in de schouw. Veel spek. In enkele maanden tijd werd 50 ton vlees ingezameld voor de 2.500 priesters die actief waren in Oost-Duitse gebieden. Het leverde de pater de levenslange bijnaam ‘spekpater’ op. Van Straaten reisde doorheen Vlaanderen, waar hij tijdens honderden toespraken opriep tot solidariteit.
Omgebouwde treinstellen
Van Straaten wou met Oostpriesterhulp ook pastorale ondersteuning bieden. Te weinig priesters moesten te veel parochies bedienen. De oplossing vond hij in zogeheten kapelwagens: omgebouwde vrachtwagens, bussen en treinstellen met plaats voor giften en goederen, maar ook een gebedsruimte, een geïmproviseerde biechtstoel en een leefruimte voor twee priesters. Een tentzeil bood voor de wagen beschutting aan een honderdtal gelovigen.
Van Straaten had de 14 meter lange afgedankte treinstellen losgekregen van de Nederlandse Spoorwegen.
Een primeur was dat niet: in de VS werden al in de 19de eeuw omgebouwde treinwagon ingezet als mobiele kerken, ook in België werd een dergelijk procedé gebruikt tijdens WO I.
Op het hoogtepunt van de actie, in 1954, doorkruisten 26 kapelwagens Duitsland. 164 missionarissen maakten er gebruik van. Samen hielden ze dat jaar 7.000 preken en verdeelden ze 250 ton aan hulpgoederen, bekostigd met giften uit België en Nederland.
Bandje met klokkengelui
De werkwijze was steeds dezelfde, schrijft Sven Sterken in het artikel. Bij aankomst in een dorp gingen de missionarissen kennismaken met de plaatselijke notabelen, waarna ze snoep uitdeelden aan de kinderen en hen de kapelwagens lieten bewonderen. Daarna trokken de missionarissen het dorp rond, met in de hand een lijst van alle katholieke families.
Hoogtepunt was samen de Eucharistie vieren in eender welke beschikbare kerk of parochiezaal.
Daartoe werd opgeroepen met een bandje met klokkengelui dat werd afgespeeld door luidsprekers op het dak van de kapelwagen.
Kerk in Nood
Naarmate de dringende noodzaak van de Oostpriesterhulp afnam, en de communistische regimes in Oost-Europa ineenstortten, ging de organisatie over in Kerk in Nood, die zich richtte op vervolgde christenen over de hele wereld. Pater Werenfried had daarbij bijzondere aandacht voor de relaties tussen de katholieke Kerk en haar Russisch-orthodoxe zusterkerk. Na de kapelwagens introduceerde hij toen de 'kapelboten', om de sacramenten naar uitgestrekte gebieden nabij de Wolga en Don te brengen.
Meer:
• Abonneer je op Trajectaen lees het volledige (Engelstalige) artikel van Sven Sterken, 'The chapel truck is coming to your village! Oostpriesterhulp, Catholic Relief and the German Refugee Problem after World War II'
• Lees een uitgebreid interview met pater Van Straaten door Joos Florquin.