'We willen de Kerk in Europa missionair houden'
Witte paters en zusters, met als levensdoel de Afrikaanse missie, vieren samen jubeljaar
De witte paters (officieel Missionarissen van Afrika) en de witte zusters bestaan dit jaar respectievelijk 151 en 150 jaar. Samen met scheutisten en jezuïeten waren zij de grote spelers in de missie in Centraal-Afrika. „De witte paters waren bij aanvang een Franse congregatie, in 1868 gesticht door de latere kardinaal Charles Lavigerie, toen aartsbisschop van Algiers”, schetst Luc Vints van KADOC. „Aanvankelijk waren ze gericht op de islamitische wereld, maar onder druk van het Vaticaan richtten ze zich ook op Centraal-Afrika.”
Omstreeks 1880 streken de eerste paters neer aan de Grote Meren, in het latere Rwanda, Burundi en Oost-Congo. Luc Vints: „Dat was dus nog vóór de oprichting van Congo-Vrijstaat door Leopold II. Die wenste Belgische missionarissen in het gebied. In 1880 openden ze in Sint-Lambrechts-Woluwe een eerste huis. De start in Afrika bleek moeizaam en lange tijd had de congregatie een hoofdzakelijk Frans etiket. Met hun typische witte kleed en rode fez bevestigden ze een bepaald beeld van de missies, maar ze waren evenzeer bij de eersten om het medium film te gebruiken. Dat bepaalde ook bij ons het beeld van Afrika. Vandaag is hun filmcollectie erkend als topstuk en van groot belang voor Afrikaanse historici.”
Er waren welgeteld 991 Belgische witte paters. Philippe De Vestele, dertig jaar dienst in Rwanda en nadien verantwoordelijk voor de Afrikaanse pastoraal in Brussel: „Onze congregatie werd gesticht tot bevrijding van slaven. Van bij de aanvang was het de bedoeling dat we internationaal en multicultureel waren. Daarom zijn onze gemeenschappen steevast gemengd.” „Vandaag zijn we actief in 22 landen in Afrika”, vult de Belgische overste Luc Putzeys aan. Hij werkte 26 jaar in Burundi en twaalf jaar in Congo. „Oorspronkelijk rekruteerden we uitsluitend in Europa en Noord-Amerika. Sinds de jaren 1980 telt onze sociëteit ook Afrikanen en sinds een jaar of tien [node:field_streamers:0] rekruteren we ook in Azië en Latijns-Amerika, telkens om naar Afrika te trekken. Het kapittel van 2016 verbreedde onze zending bovendien naar de Afrikaanse wereld in het Westen en bijgevolg hebben we missiestichtingen in verscheidene grote Europese steden.”
Pater De Vestele: „We willen de Kerk in Europa missionair houden, opdat ze zich niet zou opsluiten in zichzelf. Voor ons, missionarissen, vormen het multiculturele en de talrijke religies geen bedreiging, we vinden ze net aantrekkelijk. Wij beleven al lang wat in België nu pas werkelijkheid wordt. Missie is een ontdekkingstocht naar de universele betekenis van het evangelie. Daarom willen we ook delen in alle onmacht en verdriet.”
Het meest heikele punt in de geschiedenis van witte paters en zusters is allicht de verwevenheid met het kolonialisme. „Ja, we maakten onmiskenbaar fouten”, zegt pater Putzeys. „Lange tijd koesterden we vooroordelen, maar geleidelijk ontdekten we de rijkdom van de culturen in dewelke we leefden. Een missionaris moet lange tijd ergens leven om zo’n cultuur te begrijpen en wordt daar evenzeer door gevormd. Toen ik in 1967 vertrok, was de koloniale tijd voorbij. Nimmer werkte ik met een blanke bisschop. Bovendien deden we troonsafstand en namen we een dienende rol aan. Even vreesden we voor een leegloop van de Afrikaanse diocesane seminaries richting onze congregatie, maar die kwam er gelukkig niet, al is onze algemene overste nu een Afrikaan en is de kans groot dat ik in België vroeg of laat door een Afrikaan wordt opgevolgd.”
„Dertig jaar geleden meenden we dat ons taak volbracht was”, besluit pater De Vestele. „Blanke roepingen droogden op, maar gelukkig wilden de Afrikanen het oorspronkelijke charisma voortzetten. Het keerpunt is niet meer veraf en binnenkort zullen blanke Witte Paters in de minderheid zijn. In die zin zijn we vandaag pas echt ‘missionarissen van Afrika’ geworden.”
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be