Nieuwe kerken, een levendig aartsbisdom: christendom herleeft in Noord-Irak
Terreurorganisatie ‘Islamitische Staat in Irak en de Levant’ (naderhand ‘Islamitische Staat’ of kortweg IS) heeft altijd zeer duidelijk gemaakt wat ze van de jezidi’s dacht: ‘Het zijn duivelaanbidders.’ En daarmee was het lot van de jezidi-bevolking van Sinjar in Noord-Irak bezegeld van zodra IS op 3 augustus 2014 de stad innam en de omliggende dorpen bestookte. Volwassen mannen werden om het leven gebracht, jongens werden ingelijfd als kindsoldaten, meisjes en vrouwen werden gedwongen bekeerd tot de islam en misbruikt als seksslavinnen. Terecht staat de internationale gemeenschap dezer dagen uitgebreid stil bij de slachtpartijen van Sinjar en de genocide op jezidi’s. Maar daarbij wordt al te vaak snel voorbijgegaan aan het feit dat deze catastrofe ook de christenen van Irak trof, zeker van zodra IS in de nacht van 6 op 7 augustus 2014 vanuit Mosoel de vlakte van Ninive binnenviel.
Vlakte van Ninive
Eenmaal IS op 10 juni 2014 Mosoel had ingenomen, waren alle minderheden de grote soennitische stad ontvlucht: sjiitische Turkmenen maar vooral de verschillende christelijke denominaties. Vele christenen waren toen al noordwaarts naar Iraaks-Koerdistan getrokken, anderen hadden een onderkomen gezocht in de christelijke dorpen en stadjes van de Ninive-vlakte die zich, aan de overkant van de Tigris, van noordwest tot zuidoost uitstrekt. Christenen waren toch ahl al-kitâb (mensen van een [vroegere] openbaring) en de fikh (islamitische plichtenleer) voorziet dat zij – mits betaling van de dhimmi-belasting – hun godsdienst mogen belijden en bescherming genieten? Maar toen IS ook de vlakte van Ninive bestookte, bleek inderdaad dat ‘samenleven met moslims kan, maar niet met fanatici’, zoals de toenmalige Syrisch-katholiek aartsbisschop Yohanna Boutros Moshe van Mosoel het laconiek pleegt te zeggen.
De christenen uit de noordelijkere plaatsen in de Ninive-vlakte vluchtten vooral richting Dohuk, de vluchtelingen uit de zuidelijkere plekken eerder richting Erbil. Daar was in 2010 de toen pas 41-jarige Bashar Matti Warda Chaldeeuws-katholiek aartsbisschop gewijd. Warda is zelf een vluchtelingenkind uit Bagdad, werd daar in 1993 priester gewijd, maar hij studeerde daarna in Leuven en werd in 1997 in Vlaanderen geprofest bij de redemptoristen.
De man bleek een uitermate doeltreffend organisator: hij betrok zijn toenmalige Chaldeeuwse collega van Mosoel, Amel Shamon Nona, aartsbisschop Moshe en hun Syrisch-orthodoxe collega in een comité, zette kerken, scholen en andere in de zomer leegstaande gebouwen open voor de vele vluchtelingen en wist daarna in een mum van tijd goed georganiseerde kampen met containerwoningen op te zetten. ‘We vingen meer dan dertienduizend gezinnen op,’ zegt hij. Samen zowat honderdduizend vluchtelingen.
Christenen terug naar Ninive-vlakte
Intussen zijn het twintigtal containerwoningkampen weer verdwenen. ‘We hebben zo snel mogelijk tientallen huurwoningen gebouwd in de christelijke wijk Ankawa van Erbil,’ legt Warda uit. ‘Maar eenmaal IS begin 2017 was verslagen en de Ninive-vlakte weer bevrijd, hebben wij erop aangedrongen dat de christenen van de Ninive-vlakte terug naar huis gingen, en zowat negenduizend gezinnen hebben dat ook gedaan. Ongeveer drieduizend gezinnen zijn echter naar het Westen geëmigreerd, vooral naar Australië, ook naar Europa en Noord-Amerika.’ En de overige duizend gezinnen? ‘Die zijn hier in Ankawa gebleven,’ lacht Warda, ‘want zij hadden hier een nieuw leven opgebouwd en je kunt hier harmonieus en veilig met anderen samenwonen.’
In Ankawa, een wijk net buiten het stadscentrum van Erbil die voortdurend uitbreidt, merk je inderdaad nauwelijks wie christen is en wie moslim, wie Koerd en wie Arabier.
Mijn aartsbisdom is in volle expansie.
Bashar Matti Warda
aartsbisschop van Erbil
‘Mijn aartsbisdom is in volle expansie’, zegt Warda. ‘Ik tel jaarlijks ongeveer tweehonderd huwelijken en ongeveer evenveel dopelingen per jaar.’
In Ankawa schieten de kerken dan ook als paddenstoelen uit de grond. De energieke aartsbisschop bouwde – vaak met hulp van allerlei buitenlandse donoren zoals bijvoorbeeld Kerk in Nood – in 2014 de Um al Maouna (Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand)-parochie in het centrum van Ankawa, vanaf 2017 Sint-Pieter- en Sint-Paulus-parochie in de buurt van het McGivney-opvanghuis dat hij met steun van de Ridders van Columbus optrok, en in 2022 de Mar Thomas-parochie nog wat verderop.
Warda startte in 2015 in Erbil ook een katholieke universiteit om adolescenten – vluchtelingenkinderen maar ook moslims – een toekomst te gunnen. Hij kreeg daarvoor geldelijke steun van de Italiaanse bisschoppenconferentie en academische bijstand van de maronitische Heilige Geest-universiteit van Kaslik in Libanon.
Er is intussen ook een katholiek ziekenhuis in Erbil en er zijn verschillende scholen. Je zou dus – met enige zin voor overdrijving – kunnen zeggen dat de crisis van tien jaar geleden een christelijke bloei in Ankawa aanwakkerde.
Warda kondigt inderdaad met zichtbare trots aan dat hij over enkele weken weer meer dan vijftienhonderd jongeren uit zestig verschillende parochies in zijn aartsbisdom voor lokale jongerendagen in Ankawa ontvangt. Het succes werkt blijkbaar aanstekelijk; ook de (Assyrische en dus oriëntaalse) Kerk van het Oosten heeft haar patriarchaat in 2015 van de Verenigde Staten terug naar Erbil overgebracht. En merkwaardig: waar een tiental jaar geleden nog een zekere spanning leek te bestaan tussen de Chaldeeuwse entourage van de aartsbisschop en de Syrisch-katholieke vluchtelingen die in Erbil terechtgekomen waren, lijkt deze nu grotendeels verdwenen lijkt te zijn. De relaties tussen de verschillende oosters-katholieke kerken lijkt hartelijker geworden.
Om haar gelovigen die in Erbil gestrand zijn te dienen, heeft de Syrisch-katholiek Kerk in 2019 het aloude aartsbisdom Adiabene heropgestart – deels op terreinen die ze van de Chaldeeuwers in bruikleen kreeg. De eerste aartsbisschop daarvan is de 59-jarige mgr. Nathanael Nizar Wadih Seeman. De charismatische prelaat is geboren in Karahosh in de Ninive-vlakte en diende jarenlang in Europa, in Groot-Brittannië en in Italië. Maar nu heeft hij voor de ongeveer duizend Syrisch-katholieke gezinnen in Ankawa de koe resoluut bij de horens gevat. De Syrisch-katholieke Mart Shmoni-kathedraal is een broeiplaats van bedrijvigheid. Vorige donderdagavond nog sloten meer dan tweehonderd kinderen hun zomercatechese af; driemaal per week zakten ze naar het kathedraaldomein af voor speelse activiteiten onder leiding van een groep adolescenten, wat catechisten en een dominicanerzuster. Nu mochten ze in volle kerk voor hun ouders optreden.