Stille verrukking van een herinnering die beeld wordt
Ik sta achter m’n zoon aan de wasbak. Hij moet een jaar of twee of drie geweest zijn. We wassen onze handen. Hij grijpt naar de waterstraal. Een moment van ingehouden adem. Hij kijkt verwonderd naar het water dat stroomt over zijn vuistjes. Hij kijkt verwonderd naar de open lege handen. Waar is de straal? Daar is hij! Waarom gehoorzaamt de straal niet aan de wet van het grijpen? Als ik iets grijp, dan heb ik het vast! Toch? Niet? Het wordt een geconcentreerd onderzoek: nu stroomt de straal tussen de open handen, dan stroomt het water over de gesloten vuisten, kijken naar de open lege handen. Opnieuw. Opnieuw. We delen een stille verrukking.
Het is een tafereeltje van vijftien jaar geleden dat ik mij herinner terwijl ik al mediterend schrijf aan een nieuwe Jezusmeditatie. Hoe is het gesteld met jouw persoonlijke leven met God? Komt er een beeld uit het gewone leven in je op waarmee je het kan vergelijken?
Dat is het beeld! Mijn schrijvende worstelen met God, is als het grijpen naar water van een kind. Nooit heb ik het vast. Nooit kan ik zeggen: hier is het, neem het maar van mij aan. Ik sta altijd met lege handen. Maar altijd is er ook de verrukking over het stromende. Als ik het uit m’n hart kon rukken en meedelen, zou ik dat misschien wel doen. Gelukkig kan dat niet. God behoedt mij ervoor. Het is een zoete onmacht waarover ik op de beste momenten kan glimlachen. Tot de beste momenten behoren die waarop een echt gebeurd beeld iets laat oplichten van wat er vanbinnen leeft. Ook dat: een stille verrukking.
Vond je dit interessant? Deel dit artikel via Facebook of via e-mail.