Les in langzaam reizen: de Camino met mijn broer
Al sinds de achtste eeuw stromen op de camino naar Santiago de Compostela uiteenlopende culturen samen. Vanuit alle uithoeken van Europa doorkruisen gelijkgestemde zielen Spanje, op weg naar het heiligdom van de heilige Jacobus. Niet altijd met religieuze motieven, maar wel met hetzelfde doel. Iedereen deelt ook dezelfde cultuur: die van onderlinge solidariteit. Het gevoel van saamhorigheid alleen al is een reden om te gaan.
Ik droomde er dan ook van om de Camino te lopen, en wel samen met Reuben, mijn jongste broer. Zoals veel mensen met het syndroom van Down heeft hij platvoeten, wat van hem geen fervente wandelaar maakt. Ik twijfelde of hij het zou aankunnen en sprak erover met mijn andere broer, Nathan. Die was meteen enthousiast. Jong en onbesuisd besloten we er samen voor te gaan.
Enkele maanden later stonden we aan de startmeet in León, ongeveer 322 km ten oosten van Santiago.
Een vriend had ons getrakteerd op een nacht in de Parador de San Marcos, een prachtig voormalig renaissance klooster aan het begin van de route. Uren zaten we aan het ontbijtbuffet, alsof het de laatste keer was dat we eten zouden zien. Terug op de kamer zag ik dat Reuben een heel pak viltstiften bij zich had. Elke dag tekent hij graag afbeeldingen uit zijn favoriete boeken en films: leeuwen, kinderen, kleerkasten.
Je hebt geen 30 viltstiften nodig, Reuben. Kies er gewoon tien, zei ik. We moeten ons gewicht beperken. Reuben koos er elf en we waren klaar om op zoek te gaan naar de officiële Camino, aangegeven met metalen schelpen in het plaveisel en gele pijlen. We zouden ons aansluiten bij de Camino Frances, die van de Franse Pyreneeën over de dorre vlakten van Castilla-León loopt.