André Louf onthult de diepste geheimen van het monnikenleven
André Louf (1929-2010), geboren als Jacques en opgegroeid in Brugge, was een van de bekendste westerse monniken van de twintigste eeuw. 33 jaar lang was hij abt van de trappistenabdij Sainte-Marie du Mont-des-Cats in de gemeente Godewaersvelde, Frans-Vlaanderen, waar hij op zijn zeventiende was ingetreden.
Hervormer
Bij zijn verkiezing telde de abdij van de Katsberg tachtig broeders en de jonge West-Vlaming – hij was amper 33 – was hoegenaamd niet voorbereid op de immense taak die hem wachtte. Toch groeide hij snel uit tot een bekende figuur, mede omdat hij zich in de nasleep van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) profileerde als een hervormer die de bronnen van het monastieke leven wilde aanboren.
Zijn spirituele uitstraling was enorm en zijn boeken werden in vele talen vertaald.
In de jaren 1980 gold Louf als ‘tenor’ van de trappistenorde. Velen hadden verwacht dat hij in 1990 tot abt-generaal van de orde zou worden verkozen, maar dat liep anders af. Zijn al te autoritaire stijl van leidinggeven werd toen al door andere oversten in de orde als te paternalistisch en gedateerd beschouwd.
Snel na de aanvaarding van zijn ontslag in oktober 1997 verliet Louf, zonder afscheid te nemen, de Katsberg.
Na een zwerftocht vestigde hij zich als kluizenaar in de Provence.
Het was voor hem een tweede roeping, en hij noemde de jaren daar de mooiste van zijn leven. Na een lelijke val keerde hij begin mei 2010 terug naar Noord-Frankrijk. Op 12 juli overleed hij in de abdij.
Innerlijk luisteren
In het boek De Innerlijke mens. Christelijke spiritualiteit ervaren neemt Dom André Louf de lezer mee op een diepgaande reis naar het hart van de christelijke spirituele ervaring. Centraal in deze bundel staat het begrip ‘innerlijk leven’. Wat betekent dat? Voor de monniken, van wie Louf hier de woordvoerder is, gaat het om een geestelijke werkelijkheid die ons diepste wezen uitmaakt. De kerkvaders hebben het in deze context over ‘de plaats van God’, anderen over een innerlijke ruimte. Het is een territorium verborgen in ieder van ons: daar waar God woont en ademt en zijn diepste leven in ons uitstort.
Op deze geheime gebedsplaats houdt het gebed nooit op.
Dat gebed is ons voor altijd gegeven en gaat vooraf aan elke inspanning van onze kant. Het vindt ieder moment in ons plaats, zegt André Louf, die ons vanuit zijn eigen ervaring leert dat het gebed een gebeuren is dat ons aanvankelijk te beurt valt als iets dat we niet zien aankomen. Het gebed verrast ons steeds.
Ontsnapt aan de begrippen die wij hanteren
In de tien hoofdstukken van het boek komen we te weten wat ons te wachten staat wanneer we ons aan dit spirituele avontuur overgeven. We komen binnen in de diepste geheimen van het monnikenleven. De contemplatief wordt zich ervan bewust dat God zich laat kennen als ‘niet kenbaar’, in zoverre dat Hij aan de begrippen die wij in ons leven hanteren, ontsnapt. Hij of zij komt op dezelfde hoogte te staan als allen die aan God twijfelen en geneigd zijn Gods bestaan te ontkennen. Het is immers zo dat het gebed lang niet altijd een oase is van vrede en zachtheid.
Het gebed kent ook momenten van leegte en van beproeving.
Dat klinkt schrikbarend, maar is het niet. De biddende mens krijgt immers een duidelijk beeld van een ruimte in zichzelf, waarin ons wezen op een onzichtbare, ongekende manier uitkomt in God. We raken daar ergens aan God. Dat leidt tot het besef dat men altijd in staat van gebed is, zelfs als men niet concreet aan het bidden is.