Vlaming begeleidde 2.720 priesters in concentratiekamp van Dachau
Onmiddellijk na de Anschluss van Oostenrijk in maart 1938 sloot de SS veertien Oostenrijkse priesters op in het concentratiekamp Dachau, een voorstad van München. Na de inval in Polen, in september 1939, begonnen de nazi’s ook systematisch Poolse geestelijken te vervolgen en te deporteren. De Polen zouden uiteindelijk de grootste groep geestelijken in Dachau uitmaken. Vanaf de herfst 1940 volgden priesters uit nagenoeg alle bezette landen.
Van de 2.720 geestelijken die in Dachau waren ook 46 Belgen, van wie er negen stierven in het kamp.
In januari 1941 besliste SS-leider Heinrich Himmler dat er in Block 26 — het Pfarrerblock — een kapel kon worden geïnstalleerd. Katholieke gedeporteerde leken konden de mis niet bijwonen. De priesters verdeelden wel de communie, vaak tussen de beddenbakken van de barakken. Terwijl de priesters net als andere gevangenen dwangarbeid moesten verrichten, mishandeld werden en slachtoffer werden van medische experimenten, ontstond er onder hen een heuse kerkelijke gemeenschap met zelfs een hiërarchische structuur.
De Coninck gearresteerd
In oktober 1941 bracht de militaire bevelhebber in Brussel kardinaal Van Roey persoonlijk op de hoogte dat Leo De Coninck, de overste van de jezuïeten in Brussel, was gearresteerd. Reden: hij had tijdens bezinningen en preken het onmenselijke karakter van het nazisme aangeklaagd.
Op 18 juni 1942 arriveerde de pater in Dachau, waar hij officieel geestelijk directeur van de priesters werd en ook gedeporteerde seminaristen onder zijn hoede nam. Rome stelde hem ook aan als overste van de jezuïeten die in Dachau verbleven.
De Oostenrijkse priester Georg Schelling, in Dachau sinds 1938, werd in maart 1943 tot kapelaan benoemd en in oktober 1943 tot deken.
Wijding Karl Leisner
Op 9 september 1944 arriveerde in Dachau de gevangengenomen bisschop van het Franse Clermont, Gabriel Piguet. De SS’ers sloten hem op in Block 26 bij de Duitse priesters, wat een voordeel was in de strikte overlevingshiërarchie in het kamp. In Block 26 verbleef ook de Duitse seminarist Karl Leisner (1915-1945). Hij was gearresteerd daags na de mislukte aanslag op Hitler in München, in 1939 - Dachau zou de laatste plek worden waar hij in hechtenis zat.
Leisner was doodziek, maar koesterde de wens om nog vóór zijn dood tot priester gewijd te kunnen worden.
Leisners wijding door de Franse bisschop Piguet, op 17 december 1944, was een van de sterkste momenten voor de priestergemeenschap.
Protestantse dominees bewaakten de toegang tot de kapel, een joodse cellist speelde muziek. De heilige olie moest het kamp worden binnengesmokkeld, evenals de toestemming van Leisners bisschop en van de kardinaal van München.
Toen in de winter 1944-1945 het kamp getroffen werd door een tyfusepidemie, meldden meerdere priesters zich als vrijwilliger om zich te laten opsluiten bij de stervenden. De gedeporteerde vicaris-generaal van het Franse bisdom Bayonne, Auguste Daguzan, kreeg de opdracht de vrijwilligers te selecteren en te zenden.
Zelfopoffering was steeds verbonden met een kerkelijke opdracht.
Minstens 54 gedeporteerden werden later zalig- en/of heiligverklaard, onder wie Karl Leisner.
(Lees verder onder de foto)
‘Drie jaar ervaringen die ik voor niets ter wereld had willen missen’, zo vatte pater De Coninck zijn verblijf in Dachau na Wereldoorlog II samen. Ondanks de intensiteit van het lijden, leverde het concentratiekamp volgens hem ook geestelijke vruchten op. De Coninck en de andere kerkelijke verantwoordelijken legden de internationale groep een strak spiritueel regime op. Maar er was nog veel meer: voor het eerst leefden katholieke priesters samen met protestantse en orthodoxe geestelijken en deelden ze met hen lief en leed.
Ze beleefden samen de Gebedsweek voor de eenheid en verdiepten zich in elkaars tradities.
Voormalige gedeporteerden richtten na de oorlog de vredesbeweging Pax Christi op. Kazimierz Jan Majdański, later bisschop in Polen, deed veel voor de Pools-Duitse verzoening en vergaf in 1975 persoonlijk zijn SS-beul.
Naar de pleinen
Leo De Coninck (1889-1956) publiceerde na zijn vrijlating in 1945 in Nouvelle Revue Théologique een lang artikel over de nieuwe uitdagingen van het apostolaat getiteld De gesprekken van Dachau. De geestelijke leidsman van Dachau wijst op de grondslagen waarop priesters moeten werken: een intens innerlijk leven, permanente theologische verdieping en het cultiveren menselijke kwaliteiten. Maar bovenal roept pater De Coninck op om de sacristieën te verlaten en naar de pleinen te gaan. De priesters van Dachau leken wel de voorboden van paus Franciscus.
• De Franse journalist Guillaume Zeller schreef over de priesters in Dachau het boek La baraque des prêtres, Dachau 1938-1945.