De liederen van Huub Oosterhuis: een overzicht in 10 favorieten
De op Paaszondag overleden Huub Oosterhuis schreef vanaf de vroege jaren 1960 meer dan 700 liederen, vooral voor de liturgie. Een aantal daarvan, vooral het vroege werk, behoren tot het Nederlandstalige kerkrepertoire, ook al ging Oosterhuis na 1974 een eigenzinnige theologische weg. In 2010 werd een aantal liederen van Oosterhuis door de Nederlandse bisschoppelijke censuur afgekeurd voor de katholieke eredienst, onder meer ‘hits’ als De steppe zal bloeien, Zomaar een dak, Uit vuur en ijzer en Lied aan het licht.
Er zijn min of meer drie perioden/clusters te onderscheiden:
- Een eerste groep ontstond uit de samenwerking tussen Oosterhuis en componist Bernard Huijbers in de jaren 1960 en 1970, en zijn alom bekend in parochies.
- Antoine Oomen en Tom Löwenthal namen als componisten de fakkel over. In Vlaanderen kregen deze liederen vooral bekendheid door de Universitaire Parochie in Leuven.
- Het latere werk bestaat uit veel vrije liturgische teksten en vonden vooral een plek in alternatieve gemeenschappen als De Brug in Lier of De Vleugel in Antwerpen.
Hieronder onze selectie van tien prachtige liederen uit Oosterhuis’ rijke oeuvre.
1. Zolang er mensen zijn op aarde
Zolang er mensen zijn op aarde,
zolang de aarde vruchten geeft,
zolang zijt Gij ons aller Vader;
wij danken U voor al wat leeft
Oosterhuis’ eerste kerklied, geschreven in 1959 als student in Groningen, dus nog vóór de invoering van het Nederlands in de liturgie. Het woord ‘aarde’ zou een constante blijven in zijn werk.
(Lees verder onder de video.)
2. Heer, onze Heer
Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
en hoe onzegbaar ons nabij.
Gij zijt gestadig met ons bezig,
onder uw vleugels rusten wij.
Oosterhuis’ tweede lied, van rond 1960. Een blijver in protestantse kerken als Liedboek voor de Kerken, nr. 275.
(Lees verder onder de video.)
3. Zo spreekt de Heer
Zo spreekt de Heer die ons geschapen heeft:
‘Wat durft dat volk Mij nog te vragen.
Dat volk dat vast, maar toch in tweedracht leeft,
Wat durft dat volk Mij nog te vragen.
Die in zak en as gezeten,
twistend mijn gebod vergeten?
Denkt gij dat ik om dat vasten geef,
mijn volk, wat durft gij Mij te vragen!’
Een lied voor Aswoensdag en een blijver. De melodie van Huijbers werd ook gebruikt in De wijze woorden en het groot vertoon, dat vooral in protestantse middens populair blijft.
4. Ik sta voor U in leegte en gemis
Ik sta voor u in leegte en gemis
vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen.
Gij zijt mijn God, sinds mensenheugenis,
dood is mijn lot hebt Gij een and're zegen?
Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is?
Heer, ik geloof, waarom staat Gij mij tegen.
Oosterhuis schreef het in 1966 voor een uitvaart van een jonge man in de Amsterdamse Studentenekklesia, waar hij toen priester was. In 1973 werd het in Duits vertaald en populair bij onze oosterburen. Het werd recent nog gezongen tijdens de zittingen van de Duitse Synodale Weg.
5. Als wij dan eten van dit brood
Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker,
verkondigen wij de dood des Heren en leven totdat Hij komt.
Oorspronkelijk de acclamatie na de instellingswoorden in een zelfgeschreven eucharistisch gebed uit 1967, Een onvergetelijk mens. Huijbers gebruikte een gregoriaanse melodie. In vele parochies vandaag een standaard.
6. Licht dat ons aanstoot
Licht dat ons aanstoot in de morgen,
Voortijdig licht waarin wij staan
Koud, één voor één en ongeborgen,
Licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
Zo zwaar en droevig als wij zijn
Niet uit elkaars genade vallen
En doelloos en onvindbaar zijn.
Een typische ‘Oosterhuis-tekst’ uit de late jaren 1970: veel gebruik van metaforen rond één bepaald kernwoord (in dit lied ‘licht’) en de meerduidige betekenis van de woorden. Geschreven op een Geneefse melodie, later ook door Antoine Oomen bewerkt.
(Lees verder onder de video.)
7. Zomaar een dak
Zomaar een dak boven wat hoofden, deur die naar stilte openstaat.
Muren van huid, ramen als ogen, speurend naar hoop en dageraad.
Huis dat een levend lichaam wordt als wij er binnengaan
om recht voor God te staan.
Dit is een lied uit de jaren 1970 dat bij de opening van de dienst gezongen kan worden. Het gaat om een sterke tekst op een even sterke melodie uit de Nederlandse volksliedtraditie. In 2010 geschrapt uit de Nederlandse katholieke bundels.
(Lees verder onder de video.)
8. Gij die geroepen hebt ‘licht’
Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart,
die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.
De muziek is van Antoine Oomen, uit het midden van de jaren 1980. Het is een beurtzang voor solist, koor en gemeente, en complexer om uit te voeren.
9. Dit is de dag
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven.
Laat ons Hem loven en danken, verheugd dat wij leven.
Diep in de nacht heeft Hij verlossing gebracht.
Heeft Hij ons licht aangeheven.
Uit het bundeltje 30 Liederen voor een Nederlandse liturgie uit 1964. Oosterhuis voorzag het als een slotlied, maar in de praktijk wordt het meestal als intredezang gebruikt. Het is een Paaslied en dus toepasselijk voor een dichter die op Paaszondag 2023 overleed.
10. Ken je mij?
Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Oosterhuis schreef het naar aanleiding van de geboorte van zijn dochter Trijntje, maar het gaat niet over haar. Het is een vrije interpretatie van psalm 139, en een voorbode van de ‘late’ Oosterhuis. Trijntje, zelf zangeres, nam het veel later op.
De Nederlandse bisschop Jan Hendriks vatte Oosterhuis’ oeuvre als volgt samen:
‘Ik denk dat we moeten toegeven dat een heel aantal daarvan een prachtige verwoording zijn van het bijbelse en katholieke geloof. Dat geldt misschien niet voor alle liederen, maar ik zou er geen bezwaar tegen hebben als bepaalde liederen tot het liturgisch repertoire zouden gaan behoren. Vele strofen van zijn liederen kunnen door talloze katholieken uit het hoofd worden opgezegd en gezongen, zo bekend zijn ze.’