Hugo van der Goes: kunstschilder, genie, monnik [expo]
Voor het eerst wordt nagenoeg het hele (nog bestaande) oeuvre van de Vlaamse 15de-eeuwse schilder Hugo van der Goes (c.1440-1482) tentoongesteld. Niet in Vlaanderen, maar in de Gemäldegalerie in Berlijn, dat twee van zijn indrukwekkende werken in bezit heeft. Van der Goes was de belangrijkste Vlaamse kunstenaar van de tweede helft van de vijftiende eeuw. Zijn vernieuwende picturale composities worden gekenmerkt door monumentale figuren en realistische vertelmomenten. De werken van Van der Goes werden bewonderd door zijn tijdgenoten en werden tot ver in de zeventiende eeuw ontelbare keren gekopieerd, en baanden de weg voor de ontwikkeling van de Vlaamse schilderkunst in de volgende eeuwen.
Bijzonder is dat nagenoeg het volledige oeuvre van Van der Goes religieus van aard is.
Het genie van de schilder, die bijzonder krachtige figuren, anatomisch geheel juist, kon neerzetten in verf, wordt overschaduwd door enkele vreemde gebeurtenissen uit zijn leven, die in de romantische negentiende eeuw een eigen leven gingen leiden. Zo weten we dat Van der Goes intrad als monnik in het Rood Klooster in Oudergem, rond 1482 geestesziek werd, meende dat hij verdoemd was en kort nadien in het klooster overleed.
Van der Goes zou de eerste persoon zijn geweest van wie gedocumenteerd is dat hij muziektherapie kreeg om zijn depressieve stemmingen tegen te gaan — door Emile Wauters later vastgelegd in De waanzin van Hugo van der Goes (zie onderaan deze pagina).
(Lees verder onder de foto)
Samen met Jan Van Eyck en Rogier van der Weyden is Hugo van der Goes zonder meer de top van de groep schilders die men gemeenzaam de Vlaamse Primitieven noemt. Alleen weten we nauwelijks iets over de man zelf, was zijn oeuvre lang vergeten en zijn belangrijke stukken zelfs verloren gegaan.
De Gentse mediëvisten Jan Dumolyn en Erik Verroken trokken op basis van archiefstukken, zoals notariële akten, na wat we over hem kunnen weten. Van der Goes, een naam die vooral in Zeeland voorkwam, was in Gent tijdens het bewind van de Bourgondische hertog Karel de Stoute (1467-1477) reeds een gerespecteerd en succesvol schilder. Vanaf mei 1473 huurde Hugo van der Goes een groot huis op de Blandinusberg (bij de huidige Sint-Pietersnieuwstraat) in Gent. Wellicht daar maakte hij het enorme Portinari-altaar, in opdracht van de rijke Italiaan Tommaso Portinari, een vertegenwoordiger in Brugge van de De’ Medici-familie.
Het veelluik was bestemd voor een kerk in Firenze.
Toen het daar in 1483 geïnstalleerd werd, wekte het sensatie.
In het klooster
Rond 1477 (het jaar van de gewelddadige dood van hertog Karel de Stoute), en zeker niet eerder, trad Hugo binnen als convers (lekenbroeder) bij de kanunniken van Windesheim in het Rood Klooster, gesticht in 1368 aan de rand van het Zoniënwoud.
Het klooster was direct verbonden met de geestelijke vernieuwingsbeweging van de Moderne Devotie. Het boekje De Imitatione Christi (De Navolging van Christus) van Thomas a Kempis uit de eerste helft van de vijftiende eeuw is de bekendste en invloedrijkste tekst die de Moderne Devotie heeft voortgebracht. Richtinggevend was het verlangen naar ‘eigentijdse vroomheid’, naar een actualisering van een op God en Christus gericht leven. Het geloof toont zich niet alleen naar buiten maar is vooral verankerd in het hart als centrum van het innerlijke leven en de menselijke ervaring. Men concentreert zich sterk op de figuur van Jezus, en op de voorstelling van Hem.
We weten dat Hugo als monnik bleef schilderen en opdrachten aanvaardde, maar dat was niet uitzonderlijk. Wat er met hem gebeurde, weten we alleen uit een kroniek over het klooster van zijn medebroeder Gaspar Ofhuys, van meer dan twintig jaar later. Het mysterie blijft dus bestaan.
(Lees verder onder de foto)
De twee monumentale Berlijnse altaarstukken, het Monforteretabel (rond 1470) en de Geboorte van Christus (rond 1480), staan centraal in de presentatie. Beide werken zijn in de afgelopen twaalf jaar uitgebreid gerestaureerd. Ook andere belangrijke werken van de meester bevinden zich momenteel in Berlijn, zoals De dood van Maria uit Brugge en het Wiener Diptychon (de zondeval en de bewening van Christus) uit Wenen. Daarnaast zien we er overgebleven tekeningen, schilderijen van navolgers en kopieën van verdwenen werk.
Voor de samenstellers ligt de nadruk op Van der Goes’ métier, zijn beheersing van het realisme, van de menselijke anatomie en de kracht van zijn composities. Ook het verhaal van zijn waanzin komt ter sprake. Trad hij in een klooster om zijn demonen de baas te kunnen?
De spirituele boodschap verdwijnt daardoor wat naar de achtergrond.
Terecht wijzen de samenstellers op de bijzondere formaten van de retabels en het feit dat ze geschilderd werden voor altaren. Ze dienden dus de liturgie, terwijl wij ze vandaag in een museumopstelling bekijken.
(Lees verder onder de foto)
Nemen we het Monforteretabel, dat eeuwenlang in het noorden van Spanje in een kerk hing en zijn bovenste deel mist (de zoom van de jurken van de vliegende engelen is overgebleven). We zien de drie koningen in aanbidding. Kijk naar de handen van de personages, naar de sierlijke uitbeelding van de Afrikaanse koning (met sporen aan zijn voeten!). Alle blikken zijn op het Jezuskind gericht, maar naar wie kijkt Jezus? Naar ons, de toeschouwer.
De kleine naakte Christus spreekt ons aan en vraagt navolging.
De geboorte van Christus toont ons een stille wereld, waar vooral gebeden wordt. Jezus kijkt ons aan vanuit de kribbe als voedsel voor de dieren en voor ons. Het schilderij hing ooit boven een altaar waar het eucharistisch brood werd aangereikt. Het is dus een eucharistisch tafereel.
Het Wiener Diptychon is dan weer een bezinning op het lichaam. We zien de naakte Adam en Eva, maar ook de schier naakte en wel zeer dode en bleke Jezus. Kijken naar Zijn lichaam verandert de kijker.
• Hugo van der Goes. Tussen pijn en gelukzaligheid in de Gemäldegalerie in Berlijn, tot 16 juli.