Terlinden 10de aartsbisschop sinds 1830. Wie waren de 9 vorige?
Wanneer Luc Terlinden zondag 3 september de aartsbisschoppelijke zetel in de Mechelse Sint-Romboutskerk in bezit neemt, stapt hij in het voetspoor van illustere voorgangers. Het aartsbisdom Mechelen werd gesticht in 1559 en is sindsdien de metropolitane zetel van de zuidelijke Nederlanden en het dus het latere België. Op 12 mei 1559 richtte paus Paulus IV met de bul Super Universas drie nieuwe kerkprovincies op in de toenmalige Nederlanden: Mechelen, Utrecht en Kamerijk. Hiermee werden de Lage Landen ook in kerkelijk opzicht losgemaakt van Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk. Vooral sinds 1830 zijn de aartsbisschoppen de geestelijke leiders van de Belgische katholieken.
Emeritus hoogleraar geschiedenis Emmanuel Gerard wijst ons op het feit dat de positie van de katholieke Kerk in vergelijking met vijftig en honderd jaar geleden sterk veranderd is door de evoluties in de Belgische samenleving. ‘Van oudsher is de aartsbisschop de meest vooraanstaande figuur in de katholieke Kerk in België, ook al zijn alle bisschoppen autonoom in hun bisdom.
De functie is sterk gebonden aan hun persoonlijk gezag.
Dat is zo sinds 1830 met kardinaal Engelbert Sterckx en zeker met kardinaal Mercier. Al heel vroeg na de onafhankelijkheid in 1830 was er overleg tussen de Belgische bisschoppen en groeide er een Belgische katholieke Kerk.’
Vanaf 1830 kwamen de Belgische bischoppen samen in de ‘conferentie van Mechelen’, een veeleer informeel overlegorgaan. In 1965 gaf het Tweede Vaticaans Concilie de bisschoppenconferentie een officieel karakter als een vorm van de — door het concilie benadrukte c— ollegialiteit binnen de Kerk. ‘De aartsbisschop van Mechelen was daarvan de leider. Spiritueel, kerkelijk, maar ook maatschappelijk stonden de aartsbisschoppen sterk.
Vroeger deden zij door middel van herderlijke brieven ook politieke uitspraken.
Het mandement over de universiteit van Leuven in 1966 was de laatste politieke tussenkomst.'
Een overzicht van de opeenvolgende aartsbisschoppen
1. Engelbertus Sterckx, (episcopaat van 1832-1867), kardinaal, uit Oppem (Vlaams-Brabant), voorheen deken in Antwerpen en vicaris-generaal van het aartsbisdom. Hij was net geen veertig bij zijn aantreden, en zijn benoeming was het resultaat van de vrije keuze die de Belgische grondwet Rome gaf. Een hele generatie Belgische bisschoppen werd nadien feitelijk door hem benoemd. Onder Sterckx startte het katholiek réveil in het land en werd het politiek katholicisme verankerd. De Kerk had baat bij de vrijheid die het Belgische staatssysteem haar gaf. Onder zijn beleid werd klein-seminaries opgericht, kwam het religieuze leven terug op gang en werd volksdevotie aangewakkerd.
2. Victor Dechamps (1867-1883), geboren in Melle, maar afkomstig uit Manage (Henegouwen), bisschop van Namen en redemptorist. Was de tegenpool van zijn voorganger, persoonlijke vriend van paus Pius IX en van koning Leopold II. Plaatste de Belgische kerk internationaal op de kaart. Wijdde zich vooral aan politiek-ideologische kwesties en liet het bestuur van het aartsbisdom over aan zijn staf. Startte wel met de praktijk van kroningen van Mariabeelden, wat tot een heropleving van de volksdevotie leidde. Aan het einde van zijn episcopaat trok de Eerste Schoolstrijd (1879-1884) zich op gang, wat tot de verzuiling zou leiden.
3. Petrus Lambertus Goossens (1884-1906), kardinaal, uit Perk (Vlaams-Brabant), vicaris-generaal onder zijn voorganger en bisschop van Namen. Onder Goossens kreeg het ‘rijke roomse leven’ definitief zijn vorm. Er werd geïnvesteerd in het middelbaar onderwijs (met de oprichting van diocesane colleges), overal werden parochiekerken in neogotische stijl verbouwd en vergroot. De Kerk wendde zich, deels noodgedwongen, naar het volk. Het katholieke organisatiewezen ontstond en bloeide snel. Vooral de oprichting van nieuwe stadsparochies was een zorg voor Goossens. De Belgische kerk werd in deze periode ook een missionerende Kerk: in Congo, maar ook in vele andere landen.
4. Desiré Mercier (1906-1926), kardinaal, uit Braine-l'Alleud (Waals-Brabant), hoogleraar filosofie in Leuven. Met Mercier benoemde Rome een topintellectueel. Investeerde zwaar in de intellectuele en spirituele vorming van de clerus, maar ook van de leken door de uitbouw van normaalscholen en hogescholen, ook voor vrouwen. Erkende het katholieke vakbondswezen, gaf ruim baan aan Jozef Cardijn. De parochies werden het centrum van het cultureel-maatschappelijke leven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeide de kardinaal uit tot het symbool van het verzet tegen de Duitse bezetter. Wordt ook geassocieerd met zijn weerstand tegen de vernederlandsing van de Leuvense universiteit.
5. Jozef-Ernest Van Roey (1926-1961), kardinaal, uit Vorselaar (Antwerpen), voorheen vicaris-generaal van het aartsbisdom. Onder Van Roey, zelf een zwijgzaam en hardwerkend persoon, bereikte het ‘rijke roomse leven’ zijn hoogtepunt. Prioriteit voor de kardinaal was de inplanting van nieuwe parochies in alle wijken, dorpen en zelfs gehuchten. Er waren vele roepingen en Van Roey liet buiten Mechelen een groot seminarie bouwen, maar tegelijk was een verschuiving zichtbaar naar roepingen tot het religieuze leven. Van Roey was zonder meer de laatste ‘politieke’ kerkleider. Zijn grote verdienste was dat hij vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog de Belgische katholieken uit het vaarwater van het rechts-extremisme hield. Hij speelde een eersterangsrol bij de koningskwestie en zijn laatste jaren werden overschaduwd door de Tweede Schoolstrijd (1952-1958). Met het Schoolpact in 1958 werd het katholiek onderwijs grotendeels gelijkberechtigd. Van Roey had niet zozeer medewerkers als wel uitvoerders. Met zijn dood eindigde een tijdperk.
6. Leo-Jozef Suenens (1961-1979), kardinaal, een Franstalige Brusselaar, voorheen hulpbisschop en vicaris-generaal van het aartsbisdom, dat sinds zijn aantreden de dubbele naam Mechelen-Brussel draagt. Was een van de grote figuren van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en het aggiornamento van de katholieke Kerk. Startte met de modernisering van het kerkelijke en het liturgisch leven en hervormde de priesteropleiding. Suenens’ bisschopsambt werd overschaduwd door ‘Leuven-Vlaams’ en het protest tegen de weigering van de Belgische bisschoppen om de Leuvense universiteit te splitsen. Het studentenprotest was het eerste teken van de diepgaande secularisatie die op komst was. Zeker vanaf de jaren 1970 legde Suenens, die eerder al actief was in het Marialegioen, zich toe op de charismatische beweging. In het aartsbisdom anticipeerde hij op de federalisering door autonomie te verlenen aan beide taalgroepen.
7. Godfried Danneels (1979-2010), kardinaal, uit Kanegem (West-Vlaanderen), daarvoor bisschop van Antwerpen. Onder kardinaal Daneels kreeg het aartsbisdom zijn huidige structuur met drie vicariaten en eigen hulpbisschoppen die semi-autonoom van elkaar functioneerden. Spande zich in om met toegankelijke publicaties het christelijk geloof hedendaags te verwoorden en kon op een grote belangstelling van de media rekenen. Tijdens de jaren 1980 en 1990 speelde hij een eersterangsrol in de wereldkerk. In een snel moderniserende wereld (met onder meer de liberalisering van abortus en euthanasie en de invoering van het homohuwelijk) probeerde hij de Belgische Kerk in het midden te houden. Na zijn emeritaat leed zijn reputatie onder de golf misbruikschandalen.
8. André Léonard (2010-2015), uit Jambes (Namen), daarvoor bisschop van Namen, de enige uit de lijst die geen kardinaal werd. Kortste episcopaat van de moderne aartsbisschoppen. Volgde een eigenzinnige kerkelijke en theologische agenda. De benoeming was een verrassing, en nadien toonde pauselijk nuntius Rauber zich ontstemd omdat de gebruikelijke procedure genegeerd werd. André Léonard stond duidelijk in de lijn van Joseph Ratzinger/Benedictus XVI. De misbruikcrisis (die volgde op het ontslag van de Brugse bisschop Vangheluwe in april 2010) werd aangepakt door de bisschoppen Bonny en Harpigny.
9. Jozef De Kesel (2015-2023), uit Adegem (Oost-Vlaanderen), daarvoor hulpbisschop in Brussel en bisschop van Brugge. Was de gedoodverfde opvolger van Danneels en geen enkele aartsbisschop trad zo beslagen aan als De Kesel. Werd in 2017 kardinaal gecreëerd. Zijn boek over de plaats van de Kerk in de seculiere samenleving toont een heel ander gelaat van de Kerk. De religieuze verscheidenheid is immers toegenomen door de aanwezigheid van moslims en de groei van het aantal niet-gelovigen. In het kerkelijk leven is democratisering gegroeid. De synodale Kerk bewandelt voortaan het pad van overleg en betrokkenheid.