Topman Hans Zollner: ‘Celibaat leidt niet per se tot misbruik’
Hans Zollner (57) studeerde filosofie, theologie en psychologie in Regensurg, Innsbruck en Rome. Hij is jezuïet én een professionele psychotherapeut. Hij bezocht meer dan 70 landen voor lezingen, onderzoek en gesprekken over het thema misbruik in de Kerk. Aan de Gregoriaanse universiteit in Rome geeft hij les over alle aspecten van preventie en aanpak. Paus Franciscus benoemde hem in 2014 in de Vaticaanse commissie voor de bescherming van kinderen, maar in maart 2023 nam hij uit onvrede ontslag. Zollner is ook raadgever van het Dicasterie voor de Clerus.
Wat onthoudt u van de rapporten en studies die de voorbije jaren in diverse landen over misbruik in de Kerk werden gepubliceerd?
Ik denk aan de meest recente onderzoeken in Frankrijk, Portugal, Spanje en ook in Zwitserland. Mijn conclusie is dat de situatie in de rooms-katholieke Kerk overal zeer vergelijkbaar is, ongeacht cultuur, geschiedenis of de relatie tussen Kerk en staat. De aantallen slachtoffers en daders liggen min of meer in dezelfde orde van grootte.
We hebben geleerd dat overal ongeveer vier tot vijf procent van de geestelijken daders waren.
De gerapporteerde gevallen bestrijken een periode van de jaren 1950 tot 2020. Maar veel blijft verborgen. In het Duits spreken we van een Dunkelfeld, een groot donker terrein. Het probleem zou dus veel omvangrijker kunnen zijn. Achter al deze cijfers gaan levens schuil, gewonde en soms verwoeste levens. De processen die leiden tot misbruik lijken overal op elkaar. Onlangs toonde een onderzoek naar de Duitse protestantse Kerken van de EKD, waar geen celibaatverplichting is en een ander soort hiërarchie, dat er ook daar vergelijkbare aantallen daders en slachtoffers zijn. De voorgangers daar zijn meestal getrouwd, maar ook daar waren meer jongens dan meisjes slachtoffer van seksueel misbruik. Het is dus niet zo dat het celibaat per se leidt tot misbruik. Laten we eens kijken naar Zwitserland, waar leken veel macht hebben in de parochies. Het blijkt dat in sommige gevallen leken priesters hebben gesteund die beschuldigd werden van misbruik.
In alle organisaties, religieus of niet, is er een specifieke risicofactor.
Sport, onderwijs, scouting, muziek- en dansscholen... En elke expert weet dat 95 procent van het misbruik plaatsvindt binnen de context van het gezin.
De Kerk in België betaalde meer dan drie miljoen euro aan slachtoffers. Is dat genoeg?
Voor sommige slachtoffers zijn financiële tegemoetkomingen belangrijk, maar er zijn ook slachtoffers die geen geld willen van de instelling. Anderen willen vooral dat de dader gestraft wordt. Als hij al overleden is, moet de instelling daar verantwoordelijkheid voor nemen. Anderen willen spirituele, psychologische hulp of openbaarmaking van de feiten en een grotere betrokkenheid van de slachtoffers. De meningen en eisen van slachtoffers van misbruik in de Kerk zijn vaak heel verschillend.
Zou meer synodaliteit in de Kerk het tegengif kunnen zijn?
Er is geen gepatenteerd middel. Het is een illusie dat synodaliteit op zich misbruik helpt voorkomen. Elke menselijke realiteit is ambivalent. De risico’s van misbruik moeten in elk systeem worden verminderd, maar het zal niet mogelijk zijn om ze voor eens en voor altijd volledig uit te bannen. Zowel het hiërarchische model van de katholieke Kerk als het meer democratische model van de protestanten hebben hun eigen specifieke risicofactoren. Synodaliteit kan ons helpen als het leidt tot een verandering van houding.
Het voorkomen en bestrijden van misbruik gaat zowel bisschoppen als leken aan, inclusief alle parochianen, en is niet alleen een zaak voor specialisten.
We hebben een groot probleem in de katholieke Kerk met de slechte samenwerking tussen bisdommen en religieuze congregaties. De regels moeten duidelijker zijn en er moet objectieve controle en evaluatie zijn.
Vanuit Europa lijkt het dat wij verder staan dan landen in het zuiden. Hoe ziet u dat?
Zelfs in het zogenaamde noorden is men niet overal even ver gevorderd. Kijk maar naar de aanhoudende en grote weerstand in Midden- en Oost-Europa.
Ook in Italië blijven veel bisschoppen de kwestie vermijden.
Zelfs in sommige Angelsaksische landen, waar misbruik toch al bijna vijftig jaar publiekelijk wordt besproken, zijn de daaruit getrokken conclusies vaak nog niet doorgedrongen tot het dagelijkse pastorale leven, het kerkelijk bestuur en het religieuze leven. In sommige gebieden van Afrika, Latijns-Amerika en Azië constateer ik daarentegen een dieper bewustzijn van de noodzaak van preventie en aanpak van misbruik. Driekwart van onze studenten in Rome komt uit Afrikaanse en Aziatische landen. Dit helpt bij het ontwikkelen van de juiste vaardigheden om proactief met het onderwerp om te gaan.
Ziet u een mentaliteitswijziging in de wereldkerk?
Ik ben een hoopvolle realist. Er zijn tekenen dat mijn hoop niet op zand is gevestigd, vooral als ik bijvoorbeeld de zeer betrokken mensen zie die we op ons instituut kunnen opleiden. Ik zie steeds meer mensen die geïnteresseerd zijn in het onderwerp en het niet wegduwen.
Dat geeft mij hoop dat er een mentaliteitsverandering plaatsvindt.
Maar dit alles zal niet van de ene op de andere dag gebeuren. Dat zou een onrealistische droom zijn. Want als we de hele Kerk willen meenemen in het idee dat geborgenheid, veilige relaties en veilige ruimtes voor ons centraal moeten staan, dan zal dat noodzakelijkerwijs tijd, energie en geld kosten. Dit is een taak voor een volledige generatie en dat kan niet snel worden opgelost.
Het onderwerp misbruik ligt al tientallen jaren op de tafel van kerkelijke verantwoordelijken. Hoeveel frustratie voelt u soms?
Natuurlijk ben ik sprakeloos als bisschoppen, ondanks dat ze beter weten, zeggen dat er geen misbruik heeft plaatsgevonden in hun bisdommen. Maar het aantal mensen dat seksueel misbruik ronduit ontkent neemt af. Wat mij zeer zorgen baart, zijn de nog steeds traditionele vormingstrajecten voor priesterkandidaten en religieuzen wereldwijd, waarin wat door ‘Rome’ wordt voorgeschreven niet wordt geïmplementeerd. Ook hier hebben we het probleem dat niet echt gecontroleerd en gesanctioneerd wordt.
Wat moet de Kerk nu nog meer doen?
We hebben nu duidelijke wet- en regelgevingen die belangrijke lijnen trekken, ook al is er nog een inhaalbeweging te maken, vooral als het gaat om de gevoeligheid van de getroffenen. De Kerk als geheel heeft behoefte aan consistent toezicht op de wijze waarop de normen, eisen en opleidingseisen worden geïmplementeerd, en daaraan gekoppelde sancties bij overtredingen. Veel hangt af van de besluitvormers: bisschoppen, religieuze oversten, onderwijzend personeel, verantwoordelijken in parochies, universiteiten, vluchtelingenwerk en Caritas.
Iedereen kan iets bijdragen waar hij of zij werkzaam is.
Het gaat om een grote richting voor de hele Kerk, waarvoor individuen in hun persoonlijke en professionele omgeving door hun houding de verantwoordelijkheid delen. Er zullen altijd problemen en gebreken zijn waar iedereen mee te maken krijgt. Maar als we allemaal onze respectieve verantwoordelijkheden serieus nemen, zal de Kerk als geheel veranderen.
Aan de problematiek van het misbruik zit ook een spiritueel aspect. Kunt u dat verduidelijken?
Afgezien van het institutionele debat ontbreekt het ons aan inzicht in de spirituele impact die seksueel misbruik heeft op het gebedsleven, het geloof en het kerkelijk leven van de slachtoffers. Velen zijn diep gewond. Ze kunnen niet meer bidden en hebben hun geloof verloren. Ze voelen zich buitengesloten, niet alleen door de dader, maar ook door de slechte behandeling van hun klacht door de kerkelijke autoriteiten. Hoe moeten wij als katholieken praten over de feiten en over de doofpotaffaire door leden van de Kerk? Dit zijn diep spirituele vragen. Hier in Leuven hebben we gesproken over barmhartigheid en vergeving. Te weinig kerkleiders en gelovigen beseffen dat misbruik niet alleen over seksualiteit gaat, maar over het hele leven van Gods kinderen die misbruikt zijn.