Gek van Sint-Rombouts
Oud-hulpkoster Paul De Jonghe werkt dagelijks aan eigen stadsarchief
Een kwarteeuw lang was hij hulpkoster in de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Sinds juni 2016 is Paul De Jonghe (66) met pensioen, maar zijn geliefde Sint-Rombouts ziet hij nog dagelijks. Ofwel in het centrum van Mechelen, ofwel op een van de 25.000 foto’s, postkaarten en krantenknipsels die hij sinds zijn zesde levensjaar over Mechelen en de kathedraal verzamelt. „De oudste prent die ik heb dateert uit 1890,” zegt Paul De Jonghe, „maar de meeste foto’s van de Sint-Rombouts en de restauratie maakte ik zelf.”
Paul De Jonghe volgde de dertig jaar durende restauratie van de Sint-Romboutstoren op de voet. „De kathedraal heeft geen geheimen voor mij”, zegt de Mechelaar. Zo heeft hij onder andere het architecturale plan van de toren in zijn bezit. „Bouwmeester-restaurateur Carl De Meesmaker schonk me indertijd een hoop materiaal dat nu onderdeel uitmaakt van mijn archief. Ik berekende als eerste de totale kost van de restauratiewerken. Meer dan 1,1 miljard euro werd besteed aan de toren.”
De Jonghe droomt ervan ooit een boek uit te geven over de Sint-Romboutskathedraal. „Ik schreef al meer dan duizend bladzijden vol. Het is een zo volledig mogelijke inventaris van de kathedraal waaraan ik al acht jaar werk. Van de grafstenen over het koorgestoelte tot de liturgische gewaden, werkelijk alles bracht ik in kaart en noteerde ik gedetailleerd. Het is een heus monnikenwerk.”
Voor gepast beeldmateriaal vertrouwt Paul De Jonghe op zijn eigen werk. „Mensen vragen me soms waar ik al die foto’s vandaan haal en reageren dan verbaasd als ik zeg dat ik ze zelf maak. Gelukkig heb ik geen hoogtevrees”, lacht hij. „Tijdens de restauratie van de toren beklom ik meermaals de steigers. Een keer ging het bijna mis. Ik verstapte me, waardoor een emmer van de steiger viel. Hij kwam op iemands hoofd terecht, maar het slachtoffer hield er op enkele schrammen na gelukkig niets ernstigs aan over.”
De Jonghes archief omvat, behalve [node:field_streamers:0] de foto’s en de knipsels over de kathedraal, ook een hoop materiaal over andere onderwerpen zoals processies, bedevaartsoorden, kardinalen en bisschoppen. „Ik werk met kleurcodes. Zo komt alles over de Mechelse stadpatroon in rode fotoboeken en alles over Maria in blauwe boeken terecht”, legt hij uit. „Die fotoboeken koop ik vaak in kringloopwinkels. Spotgoedkoop en ongebruikt. Ik startte dit archief met mijn moeder zaliger. Samen schuimden we rommelmarkten en ruilbeurzen af, op zoek naar postkaarten. Intussen heb ik 65 afgewerkte albums over Mechelen in bezit. Artikels plak ik allemaal op grote tekenbladen. Die snijd ik vervolgens bij tot ze het album passen. Postkaarten komen in afzonderlijke mappen.”
Voor onderwerpen waarvan De Jonghe niet zelf foto’s kan maken, vertrouwt hij op de goede wil van zijn medemens. „Ik krijg vaak materiaal aangeboden van mensen die afweten van mijn archief”, legt De Jonghe uit. „Zo kreeg ik onlangs een twee kalenders met prachtige, grote afbeeldingen van paus Franciscus. Een goede reden om een nieuw album te beginnen.”
Ook kardinaal Jozef De Kesel werd al door Paul De Jonghe vereeuwigd. „Ik had al volle fotoboeken over hem, nog vóór hij kardinaal werd”, zegt De Jonghe. „Een krant beweerde ooit dat Jozef De Kesel kleinkinderen mist in zijn leven. Gazettenpraat, natuurlijk, maar de foto die de krant in kwestie erbij plaatste, zit wel in mijn archief.”
Een dermate uitgebreid archief als dat van Paul De Jonghe is nergens te vinden. „De stad is dan ook een tikje jaloers op mijn levenswerk, al houd ik geen informatie achter. Als iemand iets nodig heeft of wil weten, kan hij of zij daarvoor altijd bij mij terecht”, verzekert de oud-hulpkoster. „Ik dacht lang na over wat er met al dat materiaal zou gebeuren als ik er niet meer ben. Daarom maakte ik een handgeschreven testament op dat stipuleert dat mijn archief integraal naar de stad Mechelen gaat. Ik hoop dat mijn werk zo goed bewaard blijft”