Wel gelovig, niet kerkelijk
Waarom bereikt de Kerk slechts een klein deel van de Belgen die zich gelovig noemen?
Begin juni pakten diverse media uit met de resultaten van een recent onderzoek van het gerenommeerde Amerikaanse opinieonderzoeksbureau Pew Research Centre over de toestand van het christendom in West-Europa. Tussen april en augustus 2017 ondervroeg Pew 24.599 volwassenen in vijftien West-Europese landen, waaronder 1.500 Belgen. Grootste blikvanger was de houding van de onderscheiden profielen tegenover immigranten en in het bijzonder moslims.
West-Europa is een van de meest geseculariseerde regio’s ter wereld. Samen met Finland, Nederland, Ierland, Portugal en Spanje behoort België tot de landen waar het christendom het snelst terrein moet prijsgeven. Op Nederland na bestempelt de meerderheid van de ondervraagden uit alle betrokken landen zich echter toch als christen.
Behalve in Italië ligt het percentage van niet-praktiserende christenen echter ver boven dat van de praktiserenden. Van de ondervraagde Belgen beschouwt tien procent zich als praktiserend en 46 procent is niet-praktiserend christen. Van de ondervraagde Europeanen die aangeven dat ze niet behoren tot een religie, gelooft 28 procent wel in het bestaan van een hogere kracht, meestal dan van een andere aard dan de Bijbelse God. Dat is ook het geval bij 30 procent van de niet-toebehorende ondervraagden uit België.
„De generatie van de babyboomers, geboren na de Tweede Wereldoorlog, en die na hen zetten zich af tegen de vanzelfsprekende gehoorzaamheid aan kerkelijke regels waarmee ze opgroeiden”, legt godsdienstsocioloog Wim Vandewiele van de onderzoekseenheid pastoraaltheologie en empirische theologie aan de KU Leuven uit. „Geloofsoverdracht aan de volgende generaties gebeurde daardoor almaar selectiever. Toch stel ik vast dat de antihouding van weleer bij de jongste generaties is verdwenen. Bovendien zijn ze erg gevoelig voor authenticiteit. Dat biedt de Kerk opnieuw heel wat kansen.”
Waarom slaagt de Kerk er dan toch niet (meer) in [node:field_streamers:0] om die grote groep mensen die religieus en spiritueel gevoelig zijn te bereiken? „Ik denk dat de Kerk te vaak met zichzelf bezig is”, zegt Vandewiele. „Een groot deel van de priesters en religieuzen is oud en groeide op in een andere context. Het is niet eenvoudig je aan te passen aan die snelle sociale verandering in onze houding tegenover Kerk en geloof. Alle begrip daarvoor. Bovendien moet de Kerk ook met zichzelf bezig zijn. Vraag is echter hoe ze dat doet. Gaat alle energie uit naar het behoud van wat er is? Of bezinnen we ons net over de meerwaarde van de Kerk in de samenleving en durven we die ook zelf aan bod te brengen?”
Dat de bisschoppenconferentie van België inspanningen levert om de plaats van de Kerk in de samenleving in cijfers te vatten, vindt Wim Vandewiele dan ook een gunstige ontwikkeling. „Als Kerk nemen we momenteel te weinig zelf het woord”, meent de socioloog. „Daardoor bepalen anderen al te vaak wanneer en hoe de Kerk in beeld komt.”
Zullen behouds- en veranderingsgezinde gelovigen dan geen verschillend antwoord voorstaan op de zoektocht van jongere generaties naar authenticiteit? „We moeten onze ideeën over wat mensen verlangen door ontmoeting en gesprek toetsen aan de werkelijkheid”, zegt Wim Vandewiele. „Hoe dan ook pleit ik ervoor dat we als Kerk onze interne diversiteit zouden omarmen en er vaker mee naar buiten zouden treden. We moeten de dialoog met onze tijdgenoten immers aangaan zonder te verwachten dat wij hun levensbeschouwelijke keuzes kunnen bepalen.”
Wat de Kerk ook aanbiedt, uiteindelijk zullen mensen zelf bepalen wat ze wel of niet geloven. „Toch kan de Kerk velen een oefenruimte bieden voor het (samen)leven. Zoals op de vloer van een sportzaal de lijnen van diverse sportvelden door elkaar lopen, zo zijn ook in onze cultuur de lijnen die de Kerk uitzet niet de enige. Laten we ervoor zorgen dat ze zichtbaar blijven”, besluit Wim Vandewiele.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be