‘We moeten onze steden herinrichten op mensenmaat’
Na jaren te hebben gezeteld in het Vlaams Parlement werd jurist Paul Delva in 2014 verkozen in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en als lid van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De CD&V-fractieleider publiceerde onlangs een boek met een gedetailleerde visie op de stad van morgen op basis van de filosofie van het personalisme.
Hoewel geboren in 1967 in Brugge, is Paul Delva een onvervalst ketje dat zich geen leven buiten de grootstad kan indenken. „Brussel heeft de traditie mensen te ontvangen en de Brusselaar is gewend aan nieuwkomers”, zegt hij. „De hoofdstad is een laboratorium voor alles. Wat hier gebeurt, dijt uit naar andere regio’s. Met de juiste bril zien we de enorme rijkdom van het samenleven van talen, culturen en mensen.”
– Voor heel wat Vlamingen is Brussel een gruwel. Waarom is dat zo?
Onbekend is onbemind en bovendien geeft Brussel zich moeilijk. Ik woon hier al mijn hele leven en ik blijf maar dingen ontdekken. De stad is onophoudelijk in verandering en de verscheidenheid blijft maar toenemen. In mijn jeugd was dit een overwegend Franstalige stad met een Nederlandstalige minderheid. Mijn kinderen groeien nu op in een veel boeiender en meertalige omgeving. Van Brussel Vlaanderens hoofdstad maken, was een visionaire keuze. De moeilijkheid is dat nog te veel bevoegdheden behoren tot de gemeenten. Waarom brengen we die niet onder in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?
– Vandaag lijken religie en geloof vooral op te leven in de steden. Bent u betrokken bij initiatieven in die stedelijke context?
Eén keer per trimester nodigen mijn echtgenote en ik mensen uit bij ons thuis, in Sint-Pieters-Woluwe, om te praten over religieuze of spirituele onderwerpen. Een gastspreker leidt het thema in aan de hand van zijn of haar persoonlijke geloofsleven en gaat vervolgens in gesprek met de aanwezigen. Dat is best confronterend. Ik ben betrokken in de Nederlandstalige pastoraal, en onder andere actief in de parochie als catechist. De klassieke kerkgang krimpt en de groep Vlaamse gelovigen raakt stilaan uitgedund, maar toch is er ook onder Vlamingen in Brussel een levendige Kerk. In de Brusselse samenleving is religie een belangrijke factor. Afrikaanse en Oost-Europese christenen en vele moslims kwamen ons vervoegen. Vandaar de nood aan een interlevensbeschouwelijke dialoog. Ook fysiek moet daar meer ruimte voor komen. Zo pleiten we voor een ‘levensbeschouwelijke’ tuin.
– Onlangs publiceerde u, samen met Hugo Demets, een boek over personalisme, het filosofische kader van de christendemocratie. Waarom boeit u dat personalisme zo?
Toen ik vijfentwintig jaar geleden politiek actief werd, vroeg ik me af wat de inhoudelijke basis was van de congresteksten van mijn partij. Herman Van Rompuy zette me op de weg van de vaders van het personalisme, auteurs [node:field_streamers:0] zoals Emmanuel Mounier en Paul Ricoeur, die overigens een belangrijke inspirator is van de Franse president Emmanuel Macron. Er is het dagelijkse politieke bedrijf met zijn vele vraagstukken, maar er zijn ook de onderliggende ideeën en idealen die een politieke visie gestalte geven. Ik wil praktijk en ideeën verbinden. In het personalisme draait het om de menselijke persoon en dat staat mijlenver af van het individualisme. Ik zou het kunnen samenvatten als: ik ben wie ik ben doordat anderen mij maken. Verbondenheid is de essentie van ons bestaan en dat schept vanzelf ruimte voor het spirituele, dat niet per se religieus hoeft te zijn. Personalisme kan bijgevolg ook perfect gedijen in een niet-religieuze omgeving. Ik geloof sterk dat het personalisme nog steeds actueel is, ook al zijn velen het vandaag wat uit het oog verloren. Het oude begrip rentmeesterschap – wij kregen de aarde om ze te beheren en door te geven aan komende generaties – kun je vandaag toepassen op het ecologische, ook al was dat vlak na de Tweede Wereldoorlog nog een blinde vlek. Het personalisme is geen ideologie, maar een manier om te kijken naar de samenleving.
– Hoe ziet u als Brusselaar het personalisme toegepast in de grootstad?
Onze steden moeten we herinrichten op mensenmaat in plaats van op maat van de auto, zoals dat in Brussel na 1958 gebeurde. Vandaar moeten we ons meer richten op zachte mobiliteit en moeten we het leven in de wijken opwaarderen. In wijken maken inwoners met elkaar de stad. Op economisch vlak betekent dat, naast het Rijnlandmodel, ook deeleconomie en circulaire economie. Heeft iedereen in de stad een eigen grasmaaier nodig? Neen, je kunt er beter eentje delen. Zo schep je ook contacten. Personalisme zet bovendien aan tot aandacht voor kwetsbare gezinnen, en die zijn er veel in Brussel. Vele jongeren zijn werkloos door gebrek aan talenkennis en opleiding. Er zijn vele hoopvolle projecten die dat tij willen keren, maar die zijn weinig zichtbaar. De veelzijdigheid van personen centraal stellen werkt verrijkend in tegenstelling tot de kunstmatige tweedeling waarmee populisme ons wil verdelen.
Paul Delva & Hugo Demets, De mens maakt de stad. Een personalistische visie op de stad van morgen, Halewijn, Antwerpen, 2018, 24,50 euro, ISBN 978 90 8528 505 2, bestelinfo op bladzijde 15.