‘Meer dan ernaar kijken, geeft dieren fotograferen voldoening’
Een jaar wilde de Nederlander wel in Leuven gaan studeren. Twintig jaar nadien woont hij er nog steeds. Intussen legde Jogchum Vrielink zich toe op de grondslagen van het recht. Tussendoor geniet hij van de natuur. Een gesprek over tuin en bos, mens en dier, goed en kwaad, en recht en religie.
Een jurist-antropoloog, beslagen in de grondslagen van het recht, vertrouwd met recht en religie. Steek die maar eens in een themanummer over tuinen. En toch knipoogt de Heilige Geest, alweer, wanneer we op Google Maps de Université Saint-Louis opzoeken. Die academische instelling in Brussel, waaraan Jogchum Vrielink verbonden is en waar we elkaar zouden ontmoeten, blijkt zowaar aan de Kruidtuinlaan te liggen.
– Heeft u ook zelf iets met tuinen?
Tot vorig jaar hadden we een moestuintje in Abdij van Park in Heverlee, maar wegens tijdgebrek gaven we die op. Wanneer we toch wat vrije tijd hadden, verkoos ik wandelen in het bos boven tuinieren. Thuis hebben we ook wel een stadstuin. Daarin laten we overigens bewust wat wildgroei toe. Wanneer we allen niet zo fanatiek een groen biljarttafelkleed in onze tuin zouden nastreven, zou dat de inkrimpende natuur alvast tegemoet komen. In onze tuin nestelde zich al behoorlijk wat leven, middenin de stad. Insecten, vogels... leuk dat de kinderen die zo van nabij kunnen leren kennen. Voorts kweken we op ons dakterras groenten in bakken. Zo leren de kinderen dat ook die niet uit het niets in de supermarkt belanden.
– De mens werd verdreven uit de tuin van Eden toen hij kennis kreeg van goed en kwaad. Wat zegt dat Bijbelverhaal u als antropoloog en jurist?
Besef van goed en kwaad lijkt me een wezenlijk onderscheidingspunt tussen mens en dier. Als antropoloog, die zich ook bezighoudt met criminologie, treft het me altijd hoe vaak we het kwaad projecteren. Iedereen gelooft van zichzelf dat hij het goede doet en we vinden al snel een reden om het kwade dat we doen te rechtvaardigen. Tegelijk is dat onderscheid tussen goed en kwaad niet altijd zo scherp voor velen. Al zeker niet wanneer een gedeeld religieus kader ontbreekt, zoals nu het geval is.
– Waren er ooit of zijn er misschien nog culturen die leven in die paradijselijke toestand?
Dat denk ik niet. Alle culturen maken een onderscheid tussen goed en kwaad, al kan de invulling behoorlijk verschillen. Elke samenleving kent ook criminaliteit. En waar het niet zo is, bestaat doorgaans een erg repressief controlesysteem, dat dan op zichzelf problematisch is. We hebben echter wel soms de neiging het verleden of andere culturen te idealiseren. Misschien zit die neiging ook wel een beetje in dat Bijbelverhaal. Trouwens, al te actief streven naar het paradijs leidt volgens mij vaak net tot het tegenovergestelde.
– U sprak al over de vogels in uw tuin. U bent een heuse vogelspotter. Vanwaar die passie?
Eigenlijk hou ik van dieren in het algemeen, maar hier heb je natuurlijk allereerst een behoorlijk aantal vogelsoorten. [node:field_streamers:0] Die passie kreeg ik van huis uit mee. Meer dan louter kijken, hou ik ervan dieren te fotograferen. Dat maakt het extra intens. Ik ben erg tegen plezierjacht, maar voorzichtig een dier benaderen, onvoorspelbaar als het blijft, om het op het juiste moment te fotograferen, geeft me wellicht een gelijkaardige voldoening als een jager krijgt die zijn prooi benadert. Het is een soort spel dat ik erg leuk vind. De kinderen ook, trouwens. Daarnaast vind ik het fijn om eens een dag door te brengen in een schuilhut. Zeker als er wat te zien valt, raak ik zeer gefocust. Een aangename afwisseling met mijn reflexieve job, al vraagt het best ook wel een inspanning.
– Ook het vogeltje van Twitter is u niet onbekend. Wat tracht u al tweetend te bereiken?
Ik ging ooit op Twitter onder lichte druk van de persdienst van de KU Leuven. Aanvankelijk vond ik er niks aan. Nu vind ik het best wel boeiend. Al bouw ik jaarlijks een Tweetpauze in, om niet verslaafd te geraken. Ik probeer allereerst correcte informatie te bieden over actuele kwesties die mijn vakgebied aanbelangen. Zo werd recentelijk in een aantal zaken weer eens onterecht uitgehaald naar de rechter, hoewel die alles had gedaan wat hij kon binnen het wettelijke kader dat hem bindt. Dat tracht ik dan uit te leggen. Altijd fijn wanneer journalisten dat dan oppikken.
– Professioneel legt u zich toe op recht en religie. Wat boeit u daar zo aan?
Ik werd gelovig opgevoed, maar beschouw me nu niet langer als religieus. Toch heeft religie me altijd geboeid. Het is een intrigerend verschijnsel, dat moeilijk eenduidig te omschrijven is. Zeker vanuit het recht is dat niet vanzelfsprekend. De overheid en de rechter kunnen immers geen theologische discussies beslechten. Toch heb je bepaalde criteria nodig om religie af te bakenen. Niet om het even wat kan immers aanspraken maken op vrijheid van godsdienst. Als jurist houden religie en discriminatie me bezig. Die twee komen almaar vaker samen aan bod. Interessant is dat België geografisch en cultureel op de grens ligt tussen de pluralistische houding uit het Noorden, zoals in het Verenigd Koninkrijk of Nederland, en de ‘laïcistische’ benadering in Frankrijk. Dat leidt tot allerlei boeiende debatten. Denk maar aan religieuze kentekens in de publieke ruimte en instellingen.